Bij het verschijnen van dit tweede deel betuig ik gaarne mijn hartelijken dank aan den Heer Dr. J.F.M. Sterck te Haarlem, die met zijne aanmoedigende belangstelling steeds den lust tot het voortwerken aan Roemer Visscher's gedichten bij mij heeft aangewakkerd en aan wien ik, vooral betreffende het gedicht ‘Van den Os op den Esel’ verscheidene opmerkingen ter verklaring te danken heb.
Een aangename plicht is het mij voorts mijn oprechte erkentelijkheid uit te spreken jegens de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, die door het beschikbaar stellen van eene ruime toelage deze uitgave heeft mogelijk gemaakt.