Uit Roemer Visscher's Brabbeling. Deel 1
(1918)–N. van der Laan– Auteursrecht onbekend
[pagina 1]
| |
II.Roemer Visscher, Brabbeling, Q. II, 3:
| |
III.Medewerking van Roemer Visscher aan de ‘Twespraack’ is niet uitgesloten. | |
IV.Pel (Roemer Visscher, Brabbeling, Q. V, 9) heeft niet de bet. van ‘een paar horens’ (Leendertz, Warenar 149), maar van ‘lijkkleed’. | |
V.Het bij Jan van Hout (Loterijspel 337) te lezen geris is niet af te leiden van gerisen, als Prinsen vermoedt (Tschr. XXIII, 228), maar is bijw. bij het Ned. Wbk. IV, 1677 vermelde bnw. gerisch. | |
[pagina 2]
| |
VI.De meening van Prinsen (De Nederl. Renaissancedichter Jan van Hout, 156) als zou het verloren gaan van Van Hout's gedichten op rekening komen van de vervolgingszucht der Gomaristen, mist voldoenden grond (vgl. ib. 145). | |
VII.Van der Noot's verdienste voor onze letterkunde wordt door Verwey en Vermeylen overschat. | |
VIII.Eysten's mededeeling (Leven van Prins Willem II, 27), dat men den stamhouder ‘als om strijd de survivance en de opvolging in zijns vaders hooge betrekkingen kwam aanbieden’ is onjuist. | |
IX.Te recht vermoedt Ter Gouw (Gesch. v. Amst. VII, 435 vlgg.), dat het gewelddadig optreden der Gereformeerden te Amsterdam in Sept. 1578 aan Datheen's invloed te wijten is. | |
X.Het ontzeggen van invloed aan de Kerk op het theologisch onderwijs aan de Leidsche universiteit is een politieke fout van de Staten van Holland geweest. | |
XI.Zoowel de opstand van het Engelsche volk tegen Karel I als die tegen Jacobus II vinden hun grond in de theorie van het contract. | |
[pagina 3]
| |
XII.Milton's ‘Ready and Easy Way to establish a free Commonwealth’ (1660) staat onder invloed van de denkbeelden, uitgesproken in Harrington's ‘Oceana’ (1656). | |
XIII.Het waardeeren van literaire kunstwerken uit vroegeren tijd, zonder kennis van literatuurgeschiedenis, is onmogelijk. | |
XIV.Het opzettelijk beoogen van aesthetische ontwikkeling bij het onderwijs in letterkunde is verwerpelijk. |
|