[Dichters uit de tijd der Inlijving]
Inlijving, Dichters uit de tijd der -, Tollens, Lierzang aan de Vaderl. dichters; Aanblik op de Noordzee. Daartegenover Bilderdijk: Hulde aan Z. Keizerlijke en Koninklijke Majesteit, 1810; maar ook Afscheid van 1811, doch dit dichtstuk weer verloochend bij de F. gouverneur-generaal der Nederlanden Lebrun.
Loots, lierzang De Holl. Taal, met het antwoord van Van Hall: Aan Corn. Loots. Tollens dichtte nieuwe vaderl. romances: Kenau Hasselaar, 1811; Herman de Ruiter, 1812; Het Turfschip van Breda, 1813. Kinker, Het Alleven, een wijsgerig gedicht, 1812.
Immerzeel, Hugo van 't Woud, 1813, Idylle; ook luimige gedichten.
Helmers, De Slag bij Nieuwpoort en vooral De Holl. Natie, 1812.
Adr. Loosjes: De laatste zeetogt van De Ruiter, in 12 boeken, gehavend door de censuur. Ook werden 56 toneelstukken verboden.
Cornelis van Marie, Katabasis, in Maart 1813 in hs. verspreid.
Feith voorspelde in Maart 1813 De Val van Napoleon.