[Jacob van Heemskerk]
Heemskerk, Jacob van -, 1567-1607, voer 1596 voor de Amsterdamse regering uit met Jan Cornelisz. de Rijp, om de N. zeeweg naar Indië te vinden: de beroemde Tocht naar Nova Zembla, beschreven door Gerrit de Veer. Van hemzelf bleef een journael bewaard van zijn tocht van 1598-1600. In 1598 voer hij uit met Van Neck, werd 1599 vice-admiraal, zeilde van Jacatra naar Toeban, Grissee, Ambon en weer naar Bantam; 1600 in Nederland terug. Sneuvelde voor Gibraltar. Zijn tocht naar Nova Zembla bezongen door Tollens in de Overwintering; Bogaers behandelde zijn Tocht naar Gibraltar; H.A. Meijer vereerde hem in zijn groot romantisch dichtverhaal Heemskerk, zijn laatste gedicht. De slag bij Gibraltar werd verheerlijkt in een Triumphe-lied op de wijs van Ps. 68, in een Liedeken op de wijze van Maximiliaan de Bossu, en in nog een Victoryliet.
D. Heinsius schreef een lijkdicht, Scriverius een grafdicht; Hooft dichtte een bijschrift bij de glasschilderij in de Zuiderkerk en maakte Heemskerks grafschrift in de Oude Kerk van Amsterdam:
Heemskerck die dwers door 't ijs,
en 't ijser dorste streven,
Liet d'Eer aen 't landt, hier 't lijf
voor Gibraltar het leven.
En dan is er nog een gedicht op de kogel, die Heemskerk het leven nam en die in Velzen gebruikt werd, om mosterd mee te malen. (Varen en Vechten.)