Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Broeders des Gemenen Levens]Broeders des Gemenen Levens, d.i. van het in-gemeenschap-leven, 1381; zie Geert Groote en Radewijnsz. Zij waren aan geen regel gebonden, maar hielden die van gehoorzaamheid, kuisheid, en armoede in ere. Wegens hun ijver in het preken heten ze ook collatie-broeders. Zij liepen in broek en rok van grof, grijs laken met een grijze kap op het hoofd en trippen of muilen aan de voeten. In hun preken tastten zij ook de misbruiken van monniken en geestelijken aan. Zo verwekten zij daaronder vijanden, die ook tegen hen opkwamen wegens hun preken in de volkstaal. zie Moderne Devotie. Ze gaven onderwijs aan de stads-of aan de kapittelscholen. Geert Groote gaf de raad, dat ze opgenomen werden in de orde der Reguliere Kanunniken, om ze te vrijwaren tegen de beschuldiging van vrijgeesterij, die ook niet lang uitbleef. Velen volgden Geert Groote's raad en zo ontstond het Klooster Windesheim, weldra gevolgd door vele andere; in 1475 waren er 84 kloosters, waarvan 13 voor vrouwen. De Broeders vormden een Ned. godsdienstig genootschap tegen het einde der M.E. van zeer grote betekenis voor de volksontwikkeling. Fraterhuizen o.a. op de Agnietenberg bij Zwolle, te Windesheim en in de stad Groningen, in het tegenwoordige Prinsenhof. De Broeders des Gemenen Levens hebben zich verdienstelijk gemaakt door het schrijven van en vooral door het afschrijven van prozawerken. De librarius had het opzicht over de boekerij van het klooster, de rubricator zorgde voor de verluchting, de ligator voor de band. |
|