Letterkundig woordenboek voor Noord en Zuid
(1952)–K. ter Laan– Auteursrecht onbekend[Aeneas]Aeneas, Trojaans held, zoon van Aphrodite, vader van Ascanius, stichter van Alba Longa in Italië en dus van Rome. Zijn omzwervingen zijn door de L. dichter Vergilius bezongen in de Aeneïde, 24 v.C. De eerste Ned. Aeneïde is van Heinric van Veldeke, 1175-'90. Dan komt die van Cornelis van Ghistele, 1556. In 1552 was het spel van Eneas ende Dido gedicht door De Mol van De Goudsbloem te Antwerpen, met twee zinnekens: ‘Ongeleerd Begrijpen’ (Berispen) en ‘Onwetende Schimpen’; zie Handel der Amoreusheyt. Vondel bouwde zijn treurspel Gysbrecht op naar het verhaal van de ondergang van Troje in de Aeneïs, 1637. In 1646 vertaalde hij al de werken van Vergilius, ook Eneas, in proza; in 1660 in verzen. Westerbaen vertaalde de Aeneïs; met lofdichten van Constanter, J. de Decker, Blasius, 1662. Focquenbroch maakte het oude heldendicht nieuw in zijn burleske navolgnig De Eneas in zijn Zondaagspak naar Scarron. Hij voltooide echter slechts het 1e en 2e boek; daar voegde Langendijk in 1715 het 4e bij. Een navolging van Aeneas bedoelde Lambert van den Bos met zijn Batavias of Bataafsche Aeneas; zie daar. In Bodecheer Benninghs treurspel Dido, 1634, is het 2e en 4e boek der Aeneïs verwerkt; Didoos Doot, treurspel van Andries Pels, is van 1668; Eneas of Vader des Vaderlands van J. Neuye, 1667; het treurspel Eneas of Ondergang van Troje van J. v. Hoogstraten, 1710. Eneas en Turnus is een treurspel van Rotgans; zie Eneas. De 1e-4e zang van de Eneas vertaald door Pieter van Winter, 1804-'6. zie daar. In 1828 verscheen de vertaling van Aeneas van A.W. Engelen; in 1862 de metrische vertaling van S.J.E. Rau. Van 1929 is de vertaling der Aeneïs van J.J. Terwen. |
|