Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermdWibaut, Florentius M.-,1859-1936, Nederlands politicus, sinds mei 1885 gehuwd met Mathilde, een zuster van *Marie Berdenis van Berlekom. In 1897 sloot hij zich aan bij de sdap, in 1907 werd hij raadslid, van 1914 tot 1932 wethouder van Amsterdam en in 1922 lid van de Eerste Kamer. Hij vertaalde in 1891 Fabian's Essays in Socialism in het Nederlands. Als vereerder van m. woonde hij in 1887 te Gotha diens crematie bij, waarvan hij verslag doet in het artikel ‘Multatuli's crematie (Een woord van laten dank)’ (De Gids, 1910, ii, p. 282-284; vw xxiv, p. 115-108). In zijn in 1936 verschenen Levensbouw. Memoires geeft hij een beeld van de invloed van m. op hem en zijn (leef)tijdgenoten. Een echte ‘Multatuliaan’ is hij niet, schrijft hij, wel een groot bewonderaar. Hij schetst hoe m. voor de jongeren een revolutionair was die de heilige huisjes omver haalde en hoe men heil verwachtte van elke nieuwe bundel Ideeën: ‘Neen, een geestelijk leider was Multatuli niet. Maar hij was meer. Van hem ging de drang uit tot het besef, dat leiding van het leven niet van buiten, maar van binnen moest komen. Van hem ging tot de jongeren de drang uit: maak zelf je leven. Zo is te verklaren dat de grote waardering voor Multatuli slechts voor een zeer klein deel heeft gelegen bij de jongeren, die universitaire opleiding hadden genoten. (...) Maar op boekenrekjes van jongelieden, die buiten hun schoolopleiding of schoolafrichting de weg gevonden hadden tot eigen ontwikkeling, de drang voelden tot breder ontwikkeling, stonden de werken van Multatuli toen dikwijls.’ (a.w., p. 117). Volgens Wibaut wordt m.'s betekenis voor de emancipatie van de vrouw onderschat (*vrouw, positie van de). Hij vertelt verder hoe hij destijds twee lezingen van m. in Middelburg heeft bijgewoond. Hij noemt het uitzonderlijk dat er vier vrouwen bij de voordracht aanwezig waren (a.w., p. 119), onder wie Marie Berdenis van Berlekom. Ook op het gebied van de seksualiteit noemt hij m. een voorbeeld: ‘Hij is opgekomen tegen de verachting, die toen algemeen heerste en nog veel voorkomt, ten opzichte van het volwassen meisje, dat toegeeft aan sexuele drang. Of zelfs maar durft erkennen, dat die drang in haar werkt. De opvoeding van het meisje in die tijd prentte haar in, dat zulk een drang in haar moest worden onderdrukt als iets laags’ (a.w., p. 74; *seksuele voorlichting). |
|