Roorda van Eysinga, Sytze F.W.-,
1827-1897, broer van de voorgaande. In 1861 werd hij predikant, zeven jaar later legde hij zijn ambt neer. Hij publiceerde in 1867 de leerrede Christendom en Cultuurstelsel en in 1868 Nederland en Insulinde. In 1868 richtte hij de Haagse afdeling van de Maatschappij tot nut van den Javaan op.
Nadat hij door somnambulisme van zijn zenuwlijden genezen was, wijdde hij zich aan het spiritisme, waarover hij verschillende werken uitgaf. Bijv. Multatuli en Spiritisme (1891; herdrukt in Publicaties over Multatuli in reprint, s.l., s.a.). In dit artikel is de auteur m.'s geest, die correpondeert met een zekere Forster, die voorgesteld wordt als een Nederlandse spiritist, begaafd magnetiseur en schrijvend medium ‘te Manstede’ (vw xviii, p. 534-536). De geest die zich aldus openbaart heeft niets gemeen met m.'s geest: hij beschrijft zijn lotgevallen in de hogere gewesten, keurt zijn eigen gedrag af en verloochent zijn eigen werken. Het geschrift werd door Mimi beantwoord in De Portefeuille van 1891.
In 1863 ontmoette m. Roorda van Eysinga die hem zou hebben gezegd de Max Havelaar met veel genoegen te hebben gelezen, m. schrijft op 20 maart 1863 aan Mimi dat hij hem daarop had geantwoord: ‘“Dan benje een ellendige kerel, zei ik.” En daar blyf ik by, schoon ik in een kwade bui was toen ik 't zei.-’ (vw xi, p. 114).