Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermdPerelaer, Michel T.H.-,1831-1901, geb. te Maastricht, vertrok in 1855 vanuit Harderwijk als soldaat naar Indië. Daar werd hij in 1859 luitenant en in 1876 majoor. In 1879 keerde hij terug naar Nederland. Hij publiceerde over krijgsgeschiedenis en schreef verder onder meer Borneo van Zuid naar Noord (1881), Uit de oude Doos. Sprokkelingen over Neerlandsch-Indië (1882) en Baboe Dalima, een roman over opium (1886). Dit làatste boek heeft veel invloed gehad op de bestrijding van de opiumpacht. Naar aanleiding van de vijfde druk van de Max Havelaar publiceerde Perelaer in het Algemeen Handelsblad van 25 december 1881 (vw xxi, p. 539-547) het artikel ‘Bantam en Max Havelaar’. Het stuk werd ook geplaatst in de Schager Courant van 2,5 en 7 maart 1882 en als brochure uitgegeven onder de titel Nogmaals | |
[pagina 362]
| |
Bantam en Max Havelaar (s.a.). In dit artikel constateert de auteur aan de hand van enkele berichten van een correspondent uit Lebak, dat er in de loop der jaren niets veranderd is; het ‘krioelt nog altijd in de ambtenaarswereld van Slijmeringen onder allerlei gedaanten, en de Droogstoppels zijn nog steeds in alle standen en rangen der maatschappij aan te treffen’. Bantam lijdt nog steeds honger. Hij spreekt de hoop uit dat de jeugd deze nieuwe uitgave zal lezen ‘en dat het zoo ontvankelijk gemoed der jeugd zich zal openen voor dien hulpkreet ten gunste van een zachtmoedig, arbeidzaam en braaf volk geslaakt. En gebeurt dat, dan zal Multatuli, de man die veel geleden heeft, schitterend gewroken worden; dan zal niet alleen Bantam, dan zal geheel Insulinde gered zijn.’. Naar aanleiding van dit artikel verschenen in De Amsterdammer van resp. 8 januari 1882 en 26 februari 1882 de artikelen ‘Lebak is een woestenij’ (anoniem; vw xxi, p. 602-604), en ‘Hoe het komt dat Lebak een woestenij is’ van *W.B. Bergsma (vw xxi, p. 720-723). m. is zeer enthousiast over Perelaers ‘flinke stuk’ (brief van 29 december 1881 aan Haspels, vw xxi, p. 551). Hij dringt aan ‘op 't propageeren van Perelaer's stuk’ (brief aan J.A. Roessingh van Iterson, 8 en 9 januari 1882, vw xxi, p. 613). Kort hierna werden de eerste initiatieven voor het *Huldeblijk genomen. (Lit. Karin Evers, ‘Militair eerbetoon voor Mulatuli’, in: Over Multatuli, 1986, nr. 16, p. 32-40) |
|