Otfried von Weissenburg,
(m. spelt Ottfried) ca. 790-870, Duits monnik uit Weissenburg (Elzas). Zijn Liber evangeliorum (ca. 870), een berijmde navertelling van episodes uit het leven van Jezus voorzien van stichtelijk commentaar, samengesteld uit de vier evangeliën, is het oudste Oudhoogduitse werk met eindrijm.
In Idee 895 schrijft m. (ten onrechte) dat Otfried wel de ‘Christen-monnik van St Gallen’ genoemd wordt. Hij citeert enkele versregels uit diens Liber evangeliorum:
‘Wol an Drutni min,/Ja bin ich scale din./Thin arma Muater min,/Eigan thin isz din./Finger thinan/Dua ana mund minan,/Her auc hant thina/In rhia zungun mina.’ (Voorwaar, mijn Heer,/altijd ben ik uw knecht./Mijn arme moeder,/is geheel uw dienstmaagd./Leg uw vinger op mijn mond,/leg ook uw hand op mijn tong’)
Over dit ‘pronkstuk van 'n beschavingsformulier’ schrijft hij:
‘Wat er sedert duizend jaar geschiedde met de Mensheid, passen wy thans nog dagelyks op onze kinderen toe. Evenals de tegenwoordige Maatschappy nog altyd gebukt gaat onder de nalatenschap van die Ottfried en konsorten, blyven wy levenslang de gedwongen erfgenamen van onze gebiologeerde kindsheid.’ (vw iv, p. 632-633)