Nieuwjaar,
gedicht van dd. dat in de Javasche Courant van 1 januari 1845 gepubliceerd werd (vw viii, p. 437-439). In het Multatui-Museum bevindt zich een exemplaar van deze krant waarin dd. correcties heeft aangebracht. Deze gecorrigeerde versie is opgenomen in Multatuli Gedichten. Verzameld en ingeleid door Sander Blom (Amsterdam, 1985, p. 49-51). Het gedicht telt tien strofen. De eerste luidt:
‘Voor allen vliegt de tijd met de eigen snelheid henen,/Voor allen rolt deez' aard met de eigen wentling om;/Dezelfde zandkorl telt den polsslag van de klenen/Die de ademslagen meet van rang en adeldom./ Geen adel koopt de vlugt van 't henensnellend leven,/ Geen rijkdom 't uur van straks, - den dag van morgen af;/Geen kruipen lengt den tijd; - geen angstig voorwaarts streven/Doet ons met sneller vaart op vlugger wieken zweven;/Wij wand'len stap voor stap dezelfde loopbaan af/Naar 't kille graf.’ (geciteerd naar Blom)