Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermdMontesquieu, Charles de Sécondat baron de la Bréde et de-,kasteel la Brède bij Bordeaux 1689 - Parijs 1755, Frans wijsgeer en politiek publicist, president van het parlement te Bordeaux, welk ambt hij in 1726 neerlegde om zich uitsluitend aan het schrijven te wijden. In 1721 verscheen zijn eerste boek Lettres persanes (2 dln.); in 1848 verscheen zijn hoofdwerk De l'esprit des Lois (2 dln.), waarin hij uitvoerig de verschillende regeringsvormen beschrijft en een scheiding bepleit tussen de wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht, de ‘trias politica’. Hij wordt gezien als één van de wegbereiders van de Franse Revolutie. Eén van Mutatuli's grafschriften op de staatsman *Thorbecke (Idee 972) luidt: ‘Wat is die Montesquieu, by my vergeleken, toch 'n stumperd/geweest!/Hy schreef maar over den Geest der Wetten... ik maakte ze zelf,/en zonder geest.’ (vw vi, p. 189) In zijn ‘Jongelingsdroomen’ gaat m. in op Montesquieu's gezegde ‘L'homme ne manque jamais aux circonstances’ (Fr. het ontbreekt de mens nooit aan omstandigheden): ‘Hoe bewijst gij uwe stelling, Montesquieu, als gij zegt: “l'homme ne manque jamais aux circonstances?” Hoe weet gij zulks? Veelal bewaart de Geschiedenis alleen die omstandigheden waar zich de man heeft opgedaan, maar wie maakt melding van de omstandigheden waarvan zij niet gewaagt omdat er niemand was die eene gedachte, eene meening, een principe voorstond, niemand die aan zulke omstandigheden een naam gaf. (...) Wanneer de omstandigheden die eenen *Mozes, *Gracchus, *Sixtus, *Luther of *Napoleon eischten, bestaan hadden, zonder dat aan die eischen ware voldaan geworden, zouden die omstandigheden in het niet verzinken, en misschien nooit genoemd zyn. (...) Nu echter de geschiedenis niet van zulk een man melding maakt, vraag ik: waar bleef hij? Waarlijk, les hommes manquent quelquefois aux circonstances. [Fr. het ontbreekt mensen soms aan omstandigheden]’ (vw viii, p. 365-366) In Over vryen arbeid betoogt m. dat de wegbereiders van revoluties niet altijd uit waren op een omwenteling, zij ‘waren, zoals ieder in zekeren zin, de uitdrukking van hun tyd’. Hij haalt hier bovengenoemde uitspraak van Montesquieu aan, waarover hij opmerkt: ‘en wáár is het, even zeker als dat er nooit lucht ontbreekt om de leegte aan te vullen die ontstond door verplaatsing van andere lucht. Maar diep ligt de waarheid van Montesquieu's uitspraak niet. (...) De mannen die een omwenteling vooraf gingen, bewerkten die niet, maar werden, juist omgekeerd, voortgebracht door diezelfde omstandigheden die de revolutie ten gevolge hadden.’ (vw ii, p. 197-198) |
|