Koppermaandag,
de eerste maandag na Driekoningen (6 januari). Volgens de traditie kregen op die dag de zetters- en drukkersgezellen hun koppermaandaggeld, en werd er feest gevierd. Voor deze gelegenheid werd veelal een fraaie en zet- en druktechnisch gecompliceerde prent (of kalender) gedrukt. Deze gewoonte leefde tot in de twintigste eeuw voort. m. beklaagt zich in een brief van 10 april 1872 aan zijn uitgever G.L. Funke over de gebrekkige typografische smaak van Nederlandse drukkers:
‘Uit hun almanakken op koppermaandag blykt dat ze de typografie voor 'n vak houden. Ze weten 't dus wel!-’ (vw xv, p. 175)
In Vorstenschool verdient de boekdrukkersknecht Puf ‘Acht gulden en de fooi van Koppermaandag’ (vw vi, p. 18).