Hoogeveen, H.J.-,
1795-1849, vanaf 1844 lid van de Raad van Indië. Bij dd.'s benoeming tot commies te Poerworedjo (Bagalen) in 1846, schrijft Hoogeveen aan gouverneur-generaal Rochussen, dat dd. te knap is voor die betrekking, en dat ‘er beter party van hem kan worden getrokken’ (mei 1846, vw viii, p. 679).
In Mimi's dagboekaantekeningen van 14 december 1872 lezen we over de hulp en raad die Hoogeveen dd. gaf bij diens plaatsing te Krawang in 1845 en Bagelen in 1846 (vw xv, p. 515-518).