Heksenvonnissen,
In Idee 279 (vw ii, p. 473) schrijft m. een proefschrift van 150 jaar geleden te hebben gelezen, waarin heksenvonnissen aan de orde werden gesteld. De auteur ervan betoogde dat veel heksenvonnissen onwettig waren op medische gronden: een heks kon geen kind van de duivel baren ‘quia frigidum diaboli semen [Lat. omdat het zaad van de duivel koud is].’ m. bespot dit proefschrift en ergert zich aan het feit dat de auteur de heksenvonnissen niet op morele gronden afkeurde.
Welke publikatie hier bedoeld is, is niet bekend. De door m. besproken passage werd niet aangetroffen in de dissertatie De Crimini Magiae (1701) van Christian Thomasius (1655-1728) en evenmin in diens Processus inquisitorii contra sagas van 1712.