Hartsen, jhr. Cornelis-,
1823-1895, koopman te Amsterdam en conservatief politicus, gehuwd met Sara Cornelia van Lennep (dochter van Jacob van Lennep). Van 1859 tot 1877 was hij lid van de Eerste Kamer en van 1888 tot 1891 minister van Buitenlandse Zaken.
Hartsen is in 1859, na het lezen van het manuscript van de Max Havelaar en de ‘Brief aan de gouverneur-generaal Duymaer van Twist’, zeer onder de indruk van dd. Hij wil hem zelfs f 1000 voorschieten om zijn boek te laten uitgeven (cf. brief van J. van Lennep aan W.J.C. van Hasselt d.d. 22 november 1859, vw x, p. 132). dd. krijgt hierdoor hoop dat Hartsens streven zowel zijn politieke doel als de uitgave van zijn boek ten goede zal komen:
‘Ik heb zoo'n idee dat die Hartsen uit den hoek zal komen. Hoe vind je dat “ontzaggelijk ingenomen?” Is dat alles niet heerlijk mooi? En hij is weer naar den Haag. Zeker gaat hij bij Rochussen. Hij kwam mij zoo flink voor, en zoo waardig en soliede.’ (brief aan Tine van 11 en 12 december 1859 (vw x, p. 168)
Nog in december schrijft Hartsen echter aan Van Lennep dat hij in Den Haag ‘alle moeite’ voor dd. heeft gedaan, ‘maar op Java zal men hem positief vooreerst niet weder plaatsen & ik geloof niet dat de publicatie van den brief aan D.v.T. hem iets zal baten (...) In zijne plaats koos ik eijeren voor mijn geld; voor de bevolking in Lebak kan hij niets anders doen, dan dien toestand aan de Hooge Regering kenbaar maken dit is geschied - Zoodat zijn ge-