Haga, Anton-,
1834-1902, geb. te Sneek, vertrok in mei 1855 als tweede luitenant naar Indië op hetzelfde schip als dd., klom op tot legercommandant (1887-1889). Onder het ps. Tento schreef hij de brochures Java! het land van geluk (Arnhem: Heuvelink, 1869) en Java! hoe het te verdedigen tegen een Europeeschen vijand? (Arnhem: Heuvelink, 1869).
In een brief van 25 augustus 1856 - dus vlak na dd.s ontslag op 4 april 1856 - schrijft dd's broer Pieter aan de doopsgezinde diaken G.A. Brouwer dat hij de zuster van Haga, de vrouw van ds. J. de Stoppelaar Blijdesteyn, gesproken heeft. Zij vertelde hem dat Haga haar had geschreven dat hij, aldus luidt Pieters brief, ‘met E.[=dd.] op reis zeer veel gepraat had, op Java zijn vriend was geworden of gebleven en hoezeer hij ook in vele dingen van E. verschilde, echter moest toestemmen en goedkeuren dat hij zich zoo kras had verzet tegen vele en velerlei misbruiken en knevelarijen-en liever dan deze langer te dulden zijn ontslag had gevraagd.’ (vw ix, p. 640). Op 3 september 1860 schrijft m. Tine dat hij kennis heeft gemaakt met ds. Hendricus Haga, ‘De broer van onze Haga. Hij kende ons zeer goed uit het reisjournaal van zijn broer’, voegt hij er tussen haakjes aan toe (vw x, p. 303).