Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermdHaes, R.L. de-,marine-officier en later vice-admiraal. In een brief aan Tine van 29 juni 1850 schrijft m. dat hij met De Haes gaat lunchen (vw ix, p. 97). Op 13 maart 1880, wanneer m. in Den Helder is voor een lezing, herinnert hij zich De Haes in een brief aan Mimi: ‘Hier aan den Helder is de standplaats van De Haes, vice admiraal, die te Menado by me gelogeerd heeft, en met wien ik toen redelyk bevriend was. Je begrypt dat ik hem geen teken van leven geef. 't Zal me benieuwen of ik wat van hem hoor. Vroeger was-i 'n prettige fideele man. Maar 't is lang geleden.’ Na afloop van de lezing schrijft hij haar: ‘Van de Haes heb ik niets vernomen, maar wel hoorde ik (na afloop van de lezing) dat-i op de voorste rij had gezeten. Ik heb hem niet gezien, en eigenlyk niemand. Misschien ook zou ik hem niet herkend hebben, daar 't 30 jaar geleden is dat ik hem zag. Ik had wel gewild dat-i teeken van leven gegeven had, maar ik wou 't niet doen.’ (13 maart 1880, vw xx, p. 439) In 1882 weigerde De Haes de oproep van het *Huldeblijk te ondertekenen, nadat W.A. Paap hem, op m.'s verzoek, had benaderd. m. schrijft hierover in een brief aan Paap d.d. 25 maart 1882: ‘De weigering van de Haes doet me zéér. Ik kan daarvoor geen andere oorzaak vinden dan dat-i door aanraking met de haagsche autoriteiten verphilisterd [=verburgelijkt, in de “betere kringen” thuisgeraakt] is. Misschien ook moet hy zich tégen my verklaren, uit schaamte over z'n zwygen gedurende zooveel jaren! Dit geschiedt meer!’ (vw xxii, p. 71) |
|