Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermdFaust, dr. Johannes-,1480-1540, volgens een zestiende-eeuwse Duitse sage alchimist, astroloog en kwakzalver. Faust sloot in deze sage een verbond met de duivel. Deze gaf hem een geest (die verscheen in de gedaante van een de zwarte poedel Mephisto(feles), tot dienaar, met wiens hulp Faust de tovenarij beoefende en over buitenmenselijke krachten beschikte, tot de duivel hem kwam halen. Hoofdpersonage in onder andere het gelijknamige drama van *Goethe (1808, 1832). m. behandelt de geschiedenis van Faust in Idee 517 (vw iii, p. 287-292). Het Faust-drama van Goethe weerspiegelt de geschiedenis van de mensheid, aldus m.: ‘Faust begon met dorst naar kennis, hy werd afgeleid door behoefte aan beminnen, en als noodzakelyk aanvulsel werd, zyns ondanks, z'n gemoed neergeworpen in de bloedige arena van een triviaal leven, dat was de stryd. Of Goethe 't aldus heeft bedoeld? Hieraan twyfel ik. Maar Goethe-zelf is geen rechter over Goethe's werken.’ (vw iii, p. 289) In een brief van 18 juni 1874 aan J. Versluys schrijft hij: ‘Och, ik ben verdrietig, en eigenlyk ben ik dit altyd. Van Göthe houd ik niet, en z'n Faust stel ik zoo hoog niet als de meesten... voorgeven te doen. Maar 't idee zich te verkoopen aan den duivel voor wat kennis... (Is dat wel 't idee van den Faust? Is er wel 'n idee in den heelen Faust, die, dit erken ik! vol ideën is?) enfin, ik begryp dat men alles offert om te weten. En dan? Verzadiging, walging, stilstand, dood!... (...) Nu, juist daarom begryp ik de pretense faust-idee, waarin men zich met 'n zwarten poedel en Mefisto behelpt. 'n Mensch wil wàt hebben om z'n wrevel te klagen!’ (vw xvi, p. 571) In Idee 1262 schrijft hij: ‘Ikzelf moet erkennen dat ik, om te voldoen aan de professorale eisen van de letterkundery, beter had gedaan voor dit hoofdstuk 'n uithangbord aan Goethe te ontlenen, z'n modderhelderen juichtoon, byv. over 't unzulängliche dat op eenmaal - en zonder dat 'n sterveling kan begrypen, waarom? - Ereichnis wordt, en 't ewig weibliche van haarlemmer-schippers.’ (vw vii, p. 573) m. verwijst hier naar de beroemde slotregels uit Faust ii: ‘Alles vergängliche/Ist nur ein Gleichnis;/Das Unzulängliche,/Hier wird's Ereignis;/Das Unbeschreibliche,/ Hier ist's getan;/Das Ewigweibliche/Zieht uns hinan.’ |
|