Fatsoen,
m. steekt in zijn werk regelmatig de draak met fatsoen, dat vaak als een laag vernis al wat niet pluis is, bedekt. In de Japanse Gesprekken geeft hij zijn definitie van fatsoen:
‘Dat is iets als de lynen die den inhoud betekenen, en daarvoor worden in de plaats gegeven, omdat 't lyn goedkoper is dan inhoud. Fatsoen is 't stro dat men in papier wikkelt, en waarop men schryft “hele mans met klink” om 'n kousenwinkel te kunnen opzetten met klein kapitaal. Fatsoen is 'n speelfiche dat waarde voorstelt, maar nooit wordt ingewisseld. Fatsoen is gecristofleerde deugd...’ (vw iii, p. 14)
Daarnaast werkt fatsoenlijkheid remmend op de persoonlijke ontwikkeling, aldus m., die in Idee 587 fatsoenlijkheid de ‘hoofdvyand van de vrye studie’ noemt:
‘“Dat zegt men niet... dat doet men niet!” is de ultima ratio van deze heren, die in 't qu'en dira-t-on van de buren, een vertrouwbaar kriterium van hun begrippen menen te vinden’ (vw iv, p. 339).
De fatsoenlijkheid van het geloof in Christus wordt hier ook aan de kaak gesteld. m. vraagt zich af:
‘of zy die my veroordelen omdat ik zyn voorschriften niet voor verbindend, en hemzelf voor een feilbaar mens houd... ik vraag u, of zy denzelfden Jezus dien zy zeggen te aanbidden in den hemel, zouden recipiëren in hun salons op aarde, indien hy daar toegang vraagde in de kleding die men zo pittoresk vindt op een schildery, d.i. zonder das, zonder kousen en zonder broek?’ (vw iv, p. 339)
*deugd *Hallemannetjes *Droogstoppel *Octavia