Constitutionele monarchie,
In Idee 121 schrijft m. dat deze ‘na veel gewurm en geknoei’ tot stand is gekomen: ‘Aan dien vorm van regeren heb ik 'n hekel, uit temperament. Maar vooralsnog weet ik niets beters.’ (vw ii, p. 340). In Pruisen en Nederland concludeert m., na een lange filippica over gebrek aan geest in Nederland, dat de natie ‘ziek, zeer ziek’ is:
‘Altyd, en sedert 1848 vooral, drong zich zoveel grondwettig-ministeriële kommiezery tussen Vorst en Volk, we hebben zolang horen wawelen van “Koninklyke onschendbaarheid” dat het denkbeeld van tezamen staan of vallen geheel op den achtergrond geschoven is.