Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
christliche Mission; ihre principielle Berechtigung und praktische Durchführung (Leiden, 1876) door het Haags Genootschap bekroond. Van P.A. Tiele kreeg m. een samenvatting van dit werk toegestuurd. In zijn brief van 9 juli 1876 aan Tiele gaat m. in op twee apecten van dit boek. In de samenvatting staat dat het christendom zo universeel is dat het begrepen kan worden door volken ‘die op den laagsten trap van ontwikkeling staan’. Ten tweede wil hij die volkeren geen dogmata gepredikt hebben, maar ‘algemeene menschenliefde, een liefhebbende hemelvader enz.’. Wat de eerste bewering betreft, zou m. graag opheldering gehad hebben van de term ‘universeel’. Wanneer dit woord in tegenstelling tot ‘concreet’ opgevat moet worden, is hij het met Buss oneens. ‘Kinderen en onontwikkelden’ houden, aldus schrijft hij, juist van iets concreets: ‘Behoefte aan aangename kittelende sprookjes gaat den lust tot denken en oordeelen vooraf. Wie onontwikkelden wil inpakken, moet altyd beginnen met: “er was eens.” Dit deed Jezus ook met z'n parabelen.’ De tweede stelling van Buss vindt hij absolute onzin, immers ook de woorden zelf zijn dogma's: ‘Hoe nu Buss 't woord dogma wil opvatten, in beide gevallen zullen zyn: “God is 'n hemelsche vader” en “hebt alle menschen lief” dogmaas wezen. Dit wordt te blykbaarder daar hy van Christendom spreekt. Ik ken den modernen deun: “Weg met leerstellingen, wy prediken (zegge: wy leeraren) het ware echte onvervalschte Christendom.” Dat leeraren nu bestaat in 't verkondigen van “waarheden” die wel degelyk als dogmaas moeten worden aangenomen. De zin (onzin) dezer preekjes zou eigenlyk zyn: “Wy leeren geen leering.”’ (vw xviii, p. 414-415). Bovendien is de wijze waarop Buss voorstelt om de heidenen te bekeren, een illusie, aldus m. In dezelfde brief gaat hij verder op dit vraagstuk in. Hij merkt over Buss op: ‘Komiek, die Buss met z'n weglaten van dogma's! Net iemand die om zich te voegen in 't gebrek aan ontwikkeling der metselaars, hun voortaan zal toestaan te beginnen met de tweede verdieping!’ (vw xviii, p. 424) |
|