Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermdBrooshooft, Pieter-,1845-1921, studeerde rechten en legde zich vervolgens toe op allerlei journalistieke activiteiten. Hij was o.a. redacteur van Onze Tolk (1874-1875), De Liberaal (1876) en De Locomotief (1887-1892; 1889-1917) te Semarang. Hij publiceerde verder de roman Plicht (1886), het toneelstuk Zijn meisje komt uit! (1883), dat een beeld geeft van het Indische leven, en een Geschiedenis van de Atjeh-oorlog (1887). In Vox Studiosorum (jrg. 8, 1872-1873) schreef hij het driedelige artikel ‘Multatuli, de Natie en Thorbecke’ (vw xv, p. 635-641 en p. 675-681). Hierin prijst hij m. om diens optreden in Lebak, maar hij meent wel dat m. veel sympathie bij de natie verspeeld heeft door ze ‘zijne verachting in het aangezicht te slingeren’ en zichzelf te beschouwen ‘als een gigant te midden van een troep ellendige dwergen’. Vervolgens verdedigt hij de staatsman Thorbecke door te wijzen op hetgeen deze allemaal tot stand gebracht had. Hij vindt m.'s argument in de Ideeën dat deze verande- | |
[pagina 72]
| |
ringen ‘elders sedert lang waren ingevoerd’ niet geldig. Brooshooft was mederedacteur van Onze Tolk toen het blad ‘Onkruid onder de tarwe’ van *J. van Vloten plaatste. Hij distantieerde zich in het blad van de wijze waarop Van Vloten schreef over m.'s tweede huwelijk (vw xvii, p. 679). In 1882 werd hij door het Huldeblijk-comité aangeschreven met het verzoek in Indië een zelfstandige inzamelingsactie te organiseren. Brooshooft reageerde hier, met de nodige reserves ten aanzien van m.'s ‘sympathie voor den Javaan’, positief op in de Soerabaya Courant (vw xvii, p. 226-230). Hij schreef daarop in dezelfde krant, onder het ps. Pébé, het artikel ‘Denken en handelen (Poging tot oplossing van het Multatuli-raadsel.)’, waarin hij m.'s ‘fout van lichtgeraaktheid’ op psychologisch-fysiologische gronden toeschrijft aan ‘de drang van de lagere natuur’ die de ‘heldere werking der hersenen’ verstoort (vw xxii, p. 252-257). Deze these werd later door *Theodoor Swart Abrahamsz' in diens Ziektegeschiedenis verder ontwikkeld. In De Beweging van 1908 publiceerde hij vervolgens het artikel ‘Middelpuntvliedende Mannen’ over m., C. Busken Huet en S.E.W. Roorda van Eysinga. Hij schreef dit stuk naar aanleiding van de verschijning van de briefwisseling tussen Roorda van Eysinga en m.: ‘twee onsterfelijken’, die elkaar in deze brieven ophemelen terwijl de rest van de wereld bestaat uit ‘schurken, domkoppen en malloten’, aldus Brooshooft. |
|