Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermdBismarck-Schönhausen, Otto Eduard Leopold, vorst von-,1815-1898, Duits staatsman en stichter van het Tweede Duitse Rijk. Hij begon als ambassadeur en werd in 1862 minister van Buitenlandse Zaken van Pruisen. In deze functie regeerde hij aanvankelijk tegen de meerderheid van de Kamer, die hem niet ter wille was. Hierop zinspeelt m. in een brief aan Tine d.d. 14 december 1867, waarin hij schrijft dat hij er bij Rochussen op aan gedrongen had, desnoods ‘een beetje zoals Bismarck in Pruissen’, de Kamer weg te jagen indien zij het eerherstel van hem in de weg stond (vw xii, p. 553). Bismarck voerde de *Frans-Duitse oorlog (1870-1871), hetgeen hem erg populair maakte, en werd in 1871 Rijkskanselier. Dit bleef hij tot keizer Wilhelm ii hem in 1890 ontsloeg. m. behandelt diens optreden uitvoerig in Pruisen en Nederland. In tegenstelling tot *J. Bosscha, had m. de Frans-Duitse oorlog wèl voorspeld (Idee 738, vw iv, p. 460). In een noot van 3 oktober 1870 stelt hij zelfs: ‘We gaan een reeks van oorlogen tegemoet. Dit is ook Bismarcks gevoelen, al vertelt hy 't niet aan interviewers. Gebrek aan ruimte belet my deze stelling hier te ontwikkelen. Ik zal het later doen.’ (vw iv, p. 461) In de ‘Van den Rijn’-bijdrage in de Opregte Haarlemsche Courant van 18 januari 1867 ‘citeert’ m. de Mainzer Beobachter die ‘zegt te gelooven, dat graaf Bismarck in elk geval zijne doeleinden bereiken zal’: ‘Wij vermeten ons niet (zegt dat blad), alle redeneringen over de aanstaande verkiezingen te beoordeelen. Ja, zelfs onthouden wij ons met bescheidenheid van aanspraak te maken op het juist begrijpen van al die redeneringen. Maar ééne zaak staat vast, namelijk deze: dàt men veel redeneert. En dit kon wel eens Bismarck's wil zijn. (...) Wij kunnen ons voorstellen, dat graaf Bismarck met gelijke tevredenheid uitroept: “Zij redeneren en zij zullen zich voegen in alles wat ik voornemens ben, intevoeren. Eén Parlement was niet genoeg: ik heb hun een tweede gegeven. Dat zijn veiligheidskleppen tegen den wrevel, en ik handel naar mijnen zin.’ (vw xii, p. 46) In de eerste aflevering van de Millioenen-studiën (verschenen op 5 mei 1870 in Het Noorden) citeert m. een berichtje uit de Kölnische Zeitung van 22 april 1870, waarin wordt meegedeeld dat Bismarck ziek is. m.'s reactie: ‘Die ondankbare nationaal-liberalen! Dat hebt gy op uw geweten, o *Montesquieu, met uw onzinnig “les hommes ne manquent jamais aux circonstances”! Citroen Bismarck is uitgeknepen.’ (vw v, p. 12) In een voetnoot van latere datum noteert hij: ‘Zonder de minste bescheidenheid meen ik te mogen geloven, dat de gebeurtenissen die enige maanden daarna, dit jaar maakten tot een der belangrykste in de wereldgeschiedenis, en tevens Bismarck's voortdurende bruikbaarheid als Pruisisch minister en Bondskanselier nog al voldoende hebben gestaafd, een eigenaardig relief geven aan de woorden waarmede ik hier de ondankbare zotterny der “liberalen” brandmerkte. Ik erken echter dat myn zelfverheffing op 't profetisch karakter van deze sarkasme plat neervalt, indien 't myn lot blyven mocht steeds te doen te hebben met lezers: “die er niets van begrypen”.’ (vw v, p. 12) Op 19 september 1883 schrijft hij H.C. Muller dat Bismarck de Duitsers rustig hield door ze ‘2 parlementen, twee fontanellen op kracht en denkvermogen!’ te geven: ‘De volkeren zyn uilig genoeg zich tevreden te toonen, als ze maar praten mogen!’ (vw xxii, p. 748). |
|