Beschaving,
1. is een relatief begrip, zoals m. probeert aan te tonen in noot 40 (1881) bij Max Havelaar:
‘De Europeaan vergist zich in de mening dat de hogere beschaving waarop hy roemt, overal als 'n axioma wordt aangenomen. Ook hierin dat hy werkelyk in alle opzichten beschaafder is. (...) Men zie hierover “Nog eens Vrye-Arbeid” en Idee 372 [vw ii, p. 540]. Ook Idee 587 [vw iv, p. 339] kan den waarheidsvriend op den weg brengen om te onderzoeken hoeveel boekerigheid en konventie er schuilt onder onze opvatting van 't woord: beschaving.’ (vw i, p. 328)
Als voorbeelden bij zijn stelling noemt m. het feit dat ‘liplappen’ en inlanders de Europeanen ‘ongewassen’ vinden, de Javaan witte tanden betitelt als honds, en er in Indië streken zijn waar de beschaving zich uit in het dragen van een ebbehouten dwarsspalkje door het uiteinde van de penis.
2. titel van een voordracht van m., gehouden op 6 maart 1869 voor het Delftse studentengezelschap Vrije Studie (de tekst is afgedrukt in vw xxiv, p. 672-702). Willem Paap droeg het (ongepubliceerde) stuk op 9 maart 1888 voor tijdens de vergadering van de vereniging Multatuli te Amsterdam. Deze voordracht werd positief beoordeeld door De Amsterdammer (12 maart 1888), maar negatief door de nrc (11 maart 1888). m. zou gezegd hebben dat beschaving niet bestaat in militair of politiek overwicht van een volk: ware beschaving openbaart zich door inschikkelijkheid jegens anderen en door het streven naar waarheid.