Multatuli Encyclopedie
(1995)–K. ter Laan– Auteursrechtelijk beschermdAtticus, Titus Pomponius-,109-32 v.Chr., Romeins ridder, geschiedschrijver en letterkundige, bevriend met Cicero. Cornelius Nepos nam de ‘Brief aan Atticus’ als voorwoord op bij zijn Levens van Beroemde Mannen (De viri illustribus). m. citeerde hieruit tijdens een lezing te Meppel op 13 april 1878 (verslag in het Leidsch Dagblad van 15 januari 1881; vw xxi, p. 67). De daarbij aanwezige dominee *A.J. Oort ergerde zich aan ‘de colossale domheden op wetenschappelijk gebied’ van m. De dominee kon bij Nepos geen ‘levensbeschrijving van Atticus’ vinden, en concludeerde: ‘m. heeft den slag, zich voor oningewijden te omhangen met een mantel van geleerdheid, die hem in de verste verte niet toekomt.’ (Meppeler Courant, 20 april 1878, nr. 32; vw xix, p. 486-487). Op dit stuk volgden drie reacties in de Meppeler Courant (24 april 1878; vw xix, p. 501-504); op 27 april pakte Oort nogmaals de pen op om de kwestie af te sluiten (Meppeler Courant, 27 april 1878; vx xix, p. 509-510). In een brief aan D.R. Mansholt d.d. 1 mei 1881 schrijft m. aan Oort mondeling te hebben laten weten dat hij ‘'t zedelijk vinden zou als hy [=Oort] z'n dwaling erkende en openlyk introk’ (vw xxi, p. 281). |
|