Abrahamsz, Anna-,
1837-1908, dochter van dd.'s zuster Catharina, zuster van Sietske, Catharina en Theo, ongetrouwd. dd. schrijft Tine op 27 maart 1861 over haar:
‘Anna is ten huwelijk gevraagd door een jongen dominé, maar 't is afgesprongen ik geloof door haar weifelen. Zij weet niet wat zij wil. Ja, neen, neen, ja. Zij is gedecideerd de minste van de drie, zoowel in kennis als oordeel.’ (vw x, p. 423)
Enkele dagen later schrijft hij:
‘Die Anna is waarachtig in de war, ik geloof nu met Siet en Catharina dat er een streep doorloopt. Zij heeft mij een brief geschreven die wel lijkt te wezen van een kind van tien jaar. Dit is te meer opmerkelijk omdat Siet zoo bijzonder goed schrijft.’ (wsch. 30 maart 1861, vw x, p. 427)
In 1860 stuurt dd. Anna, die zelden met haar zusters en hem meeging naar het park, theater etc., zijn toneelstuk De Bruid daarboven om haar ‘eenige verstrooijing te verschaffen’ (vw x, p. 310).
De krankzinnig geworden dochter (‘behoorlyk bebraafheid, begoddienst en behuishoud’) uit Idee 209 (vw ii, p. 421) is op Anna geïnspireerd (cf. brief van dd. aan Mimi d.d. 20-26 maart 1863, vw xi, p. 114).
Van Anna is in 1993 Journaal eener Oostindiesche Reis. De belevenissen van een tienjarig meisje in 1847 en 1848 (red. Leonoor Kuijk e.a.; met een inleiding en slotbeschouwing door Marc A. van Alphen; Amsterdam: Terra Incognito) verschenen.