Gezelschapsliederen of uitgezochte verzameling van 145 Nederlandsche Zangen en 14 Volksliederen
(ca. 1900)–Jb. Kwast– Auteursrecht onbekend
[pagina 214]
| |
[pagina 215]
| |
Maar 't zedig bloemp-je-schoon ont - bla-derd-
Leeft in het hart. Vergeet mij niet.
Leeft in het hart. Vergeet mij niet!
't Vergeet mij nietje, is 't eerste bloempje,
Dat aan zijn dierbre een jongling biedt;
En plaatst zij 't blozend aan haar boezem,
't Luidt in haar taal: vergeet mij niet.
Wordt eens die zoete band verbroken,
Dan plaatst zich 't bloempjen op het graf,
En eerst wanneer daar beiden sluimren
Valt ook het laatste blaadjen af. (bis.)
Vergeet mij niet, zoo spreken vrienden
Bij d'ongeveinsden handendruk;
Die eed blijft heilig ook al zweeft er
Geen enkel lachje van geluk;
Het bitterst leed moog' hem begrimmen,
Die knoop blijft voor den druk te vast,
't Zijn telgen op één stam vereenigd,
Die op denzelfden wortel wast. (bis.)
Vergeten kan geen' moeder 't wichtje,
Dat haar de liefd'rijke Almacht schonk;
't Blijft in het bloedend harte leven,
Schoon 't ook den dood in de armen zonk;
En van daarboven fluistert zachtkens
Een stem als hemelmelodij:
In de eeuwigheid blijft ge onvergeetlijk
Een onverganklijk deel van mij. (bis.)
|
|