Gezelschapsliederen of uitgezochte verzameling van 145 Nederlandsche Zangen en 14 Volksliederen(ca. 1900)–Jb. Kwast– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 190] [p. 190] Anna. De vrijheid was mijn grootst genoegen, Zij was mij meer dan schatten waard; Mij naar eens anders wil te voegen Streed altoos met mijn woeten aard. Niets kon mij aan een plaats ver - bin-den, Ik ging dan hier; dan derwaarts heen. Maar nooit kon ik 't genoegen vinden, Want altoos was ik maar alleen. Doch Amor kon dit niet gedoogen, Want dat een sterveling hem tart, Is strijdig met zijn alvermogen, Hij schoot een pijl en trof mijn hart. Ik had mijn vrijheid straks verloren, 'k Was niet meer met mijn lot tevreen, En 'k voelde sterker dan te voren.} bis. Dat ik nog altoos was alleen.} bis. 'k Zag Anna in den bloei der jaren, Den blos der onschuld op 't gelaat, 'k Stond sprakeloos haar aan te staren, Tot spreken was ik niet in staat. Zij werd het voorwerp mijner liefde, 'k Heb haar bemind, haar aangebeen, Sinds Amor mijne horst doorgriefde.} bis. Maar ach! 'k bleef altoos nog alleen.} bis. [pagina 191] [p. 191] Maar toen zij van haar rozelippen, Waarop de bloei van onschuld blaakt, Het zoete jawoord liet ontglippen, Toen was mijn heil op aard volmaakt, Ik zie deez blos der liefde gloeien Op koontjes wit als elpenbeen. Nu liefde ons aan elkaar mag boeien.} bis. Neen, nu ben ik niet meer alleen.} bis. Vorige Volgende