Gezelschapsliederen of uitgezochte verzameling van 145 Nederlandsche Zangen en 14 Volksliederen
(ca. 1900)–Jb. Kwast– Auteursrecht onbekend
[pagina 152]
| |
[pagina 153]
| |
Tuiltjes vergarend
Schikt gij uw kindren,
Primulaveris
Naast tulp en jasmijn;
Vreedzaam en vroolijk
Loktet ge ons buiten,
Waart ge ons bodinne
Van 't zomerfestijn.
Aafje, vertrouw ons:
Zijn 't niet de bloemen,
Waar gij uw zorg meer
Bij voorkeur aan wijdt?
Aafje, mooi aafje,
Bloemen der ziel zijn 't,
Waar gij zoo zorgzaam
Bedrijvig door zijt!
Vreest ge voor vader?
Ducht gij uw moeder?
Moeder en vader
Ze weten het best
Dat bij de jeugd zich
Diep in lief hartje
Andere liefde
Dan kindermin vest.
Mocht ik eens raden?
'k Deed het bescheiden:
Als ik mijn oog soms
In 't ronde deed gaan,
'k Heb dan bij wijlen
Als ge in den hof gingt
Japik den tuinman
Op schildwacht zien staan.
Oolijke snapster!
'k Speurde wel 't blosje,
'k Zag wel dien lichtglans
In 't hemelsblauw oog,
Als in de gaarde
Zich aan uw zijde,
Licht bij verrassing,
Een helper bewoog.
Aafje, mooi aafje,
Laat u belezen!
Stort je geheimen
Voor moederlief uit;
Is zij gewonnen,
Vader zal volgen,
En als 't weer zomert,
Ben je, aafje, licht bruid.
|
|