Gezelschapsliederen of uitgezochte verzameling van 145 Nederlandsche Zangen en 14 Volksliederen
(ca. 1900)–Jb. Kwast– Auteursrecht onbekend
[pagina 140]
| |
[pagina 141]
| |
Zeg, wie klopt zoo laat daar buiten?
Opent! roept men, toeft niet lag,
Wil de lieve Vreugd niet weren,
Die u uitlokt tot gezang.
La la la, la la la la la la. (bis)
Vreugde, gij zijt waard te roemen,
Maar verschijnt gij gansch alleen
Dan behoort gij slechts den dwazen,
Ga, o ga dan spoedig heen!
Ga ga ga, ga ga ga ga ga ga. (bis.)
'k Ben niet gansch alleen, mijn vrienden,
Vriendschap, steeds mijn gezellin,
Is me ook heden trouw gebleven,
Treedt met mij uw woning in.
Ja ja ja, ja ja ja ja ja ja. (bis.)
Zweeft de Vriendschap aan uw zijde,
Die ons tegen 't leed beschut;
Die 't geluk ten top doet stijgen,
Weest dan welkom in de hut.
Ja ja ja, ja ja ja ja ja ja. (bis.)
Hupplend treden zij nu binnen.
Vreugde en Vriendschap; zonder dwang
Zetten ze in de stulp zich neder,
Onder 't vroolijkst feestgezang.
La la la, la la la la la la. (bis.)
|
|