De brievenbesteller.
Ik loop met vlugge schre - den
Mijn stadswijk in het rond;
Ik ducht mijn' o - ver - he - den,
Aan wie ik mij ver - bond;
En't zij de zon mij roost en braadt
Het - zijn 'k door sneeuw of slobber baad,
Ik vul mijn tasch, en ga, en kom,
En breng haar leeg weer - om,
Ik vul mijn tasch, en ga, en kom,
En breng haar leeg weer - om.
| |
'k Heb weinig tijd tot denken,
En 'k denk dan ook niet hard,
Wie 't hoofd zich dreigt te krenken
Wordt licht in 't werk verward;
Als ik maar goed de adressen spel,
En accuraat mijn centen tel,
En 'k op mijn post ben voor het sein} bis.
Bij d' aankomst van den trein.} bis.
Somtijds kan ik het helpen?
Een stem klinkt uit mijn tasch;
Ze zegt mij: 'k draag van stond tot stond
Een wereld vol gedachten rond,
'k Berg vreugde en schrik, en liefde en smart,} bis.
Ik spreek lot hoofd en hart.} bis.
Ja, als ik in kon dringen
Wat hoorde ik rare dingen,
Maar voor mijn zeer gewoon verstand
Spreekt somtijds ook de buitenkant,
En 'k raad gemaklijk heil of rouw} bis.
Uit schrift, cachet en vouw.} bis.
Vaak zie ik aan de menschen
Of 'k voordeel breng of last,
Of zij mijn blik verwenschen,
Of hen mijn komst verrast,
Och, was altoos 't beschikken mijn
'k Zou graag een boô der blijdschap zijn,
Mijn beursje werd het ook gewaar,} bis.
En item - met Nieuwjaar.} bis.
Heb ik een brief te geven
Aan flesch den fabrikant,
Een brief heel grof geschreven
En zwaar en dik van 't zand,
Dan wordt de deur mij nagekletst,
Ik zucht erom,en vat de rest,
Is 't mijn schuld dat, als 't praatje gaat,} bis.
Flesch naar den kelder gaat?} bis.
Wordt nooit het briefport moê,
Al wordt ze wat verlegen,
'k Wou dat ik haar met iedre vracht
Zoo'n rozekleurig briefje bracht;
't Geeft altoos kwartjes als ik kom,} bis.
En geld hoeft niet weerom.} bis.
'k Weet haar verjaardag juist,
Haar neefjes ken 'k bij name,
Nou, 'k lach maar in mijn vuist,
En denk: wie weet wat ik zou doen
Had ik zoo'n nicht van hoog fatsoen,
'k Schreef ook licht op heur feestdag mee} bis.
S - T - R - O - O - P.} bis.
Zwart lak en zwarte randen,
En zucht, schoon 'k weinig spreek;
Maar denk: zoo gaat het heer en knecht,
En rouw- vraag is hij wel oprecht?
Want waar hij spreekt, schoon 't hart niet sprak,} bis.
Daar is de rouw maar - lak.} bis.
Zoo 'k tranen zich zie zetten,
Die brief met twee cachetten
Hij roept mij toe: die twee zijn een,
Ik stap er luchtig overheen,
't Voegt dat ik juich bij band en knoop} bis.
En 't beste er maar van hoop.} bis.
Nu, 'k zal 't er maar bij laten,
't Had anders licht den schijn
Dat ik heel wijs wou praten
En 'k wil geen wijsgeer zijn.
Maar als mijn dikke brieventasch
Een gaarbak vol van wijsheid was,
'k Bracht licht zoo ik er wijs bij stond,} bis.
Te paard mijn brieven rond.} bis.
|
|