Gezelschapsliederen of uitgezochte verzameling van 145 Nederlandsche Zangen en 14 Volksliederen
(ca. 1900)–Jb. Kwast– Auteursrecht onbekend
[pagina 94]
| |
[pagina 95]
| |
Zwolg hij ge - lijk een struis;
Geen mensch zoo vlij - tig dan als hij,
In het ge - hee - le huis,
Geen mensch zoo vlig - tig dan als hij,
In het ge - hee - le huis.
'Hoor, knecht,' zoo sprak de meester eens,
''k Begrijp je waarlijk niet,
'Dewijl men bij je 't omgekeerd'
'Van het gewone ziet;
'Want zoo men eet, zoo werkt men ook,
'Maar als 'k je werken zie,
'Dan gaat het altijd even traag,} bis.
'Terwijl gij eet voor drie!} bis.
'Ja', sprak de knecht, dat is ook zoo,
'Maar 't heeft een goeden grond;
'De maaltijd duurt gewoonlijk kort,
'Doch 't werk een wijzer rond.
'Als ge eens uw maag den ganschen dag
'Met spijzen moest belaân,
'Dan zou 't, als ik mij niet bedrieg,} bis.
'Ook spoedig langzaam gaan.'} bis.
|
|