Gezelschapsliederen of uitgezochte verzameling van 145 Nederlandsche Zangen en 14 Volksliederen
(ca. 1900)–Jb. Kwast– Auteursrecht onbekend
[pagina 88]
| |
[pagina 89]
| |
Trijn en Griet - je bei - den,
't Zijn twee knap - pe mei - den.
Schilder mij het dorp eens mooi,
Met zijn kerk en toren,
En hoe Klaas een voeder hooi
Inrijdt naar behooren;
Ik en Lijsjen op de straat,
Met mijn dochters aan de praat;
Zet in 't huis van binnen
Onze meid te spinnen.
Maal ons Zondags in de kerk
Laat ons hoogtijd vieren;
Schilder ook mijn akkerwerk
Schapen, koeien, stieren.
Schilder mijne woning net:
't Jaartal op het dak gezet,
Zolder, keuken, kelder,
Alles even helder.
Schilder hoe ik, moe ên mat,
's Avonds zit te kniezen,
En somtijds een snuifje vat,
En begin te niezen;
Hoe mijn schimmel briest op stal,
Hoort hij 't razen bij geval,
En mijn vrouw daarneven
Wakker schrikt van 't leven.
Schilder ook, hoe Hans vol moed
Maait het rijpe koren,
En daabij 't 'Wien Neerlandsch bloed'
Aanheft, dat wij 't hooren;
Hoe hij in het korenveld
Vroolijk op zijn vingers telt,
Hoeveel rijke schoven
't Rijpe graan beloven.
'k Houd van bonte kleuren veel
En van rood bijzonder.
Verf mijn aanzicht donkergeel,
Meng wat bruin er onder.
En mijn vrouw, zoo krijgt gij dank,
Als gemalen krijt zoo blank;
Geef aan bei mijn zonen
Rozenroode koonen.
Smeer de verf toch niet te schraal;
't Geld wordt licht gewonnen,
Denk, dat ik vooruit betaal
Zeven dukatonnen.
Maak vandaag 't geheel gereed,
Tien voet hoog en tien voet breed;
Maar 'k zou haast vergeten....
Komt gij bij mij eten?
|
|