Gezelschapsliederen of uitgezochte verzameling van 145 Nederlandsche Zangen en 14 Volksliederen
(ca. 1900)–Jb. Kwast– Auteursrecht onbekend
[pagina 44]
| |
[pagina 45]
| |
Gij hebt de be - too-verend-ste oog - jes,
Zeg lief - je! wat wilt gij nog meer?-
En op die betooverende oogjes
Heb ik een onnoemelijk heer
Van zangen en zuchten gerijmeld;} bis.
Mijn liefje! wat wilt gij nog meer?} bis.
En met die betooverende oogjes
Doet gij er mijn hartje zoo zeer.
Hebt gij er mijn hartje gestolen;} bis.
Mijn liefje! wat wilt gij nog meer?} bis.
En nu 'k in uw oogjes mag lezen,
Nu lispel ik zoetjes en teêr:
Ik min u, mijn engel! mijn leven!} bis.
Mijn liefje! wat wilt gij nog meer?} bis.
Och dorst ik uw mondje genaken,
Ik drukte er een kusjen op neer,
En 'k sloot u verrukt aan mijn harte;} bis.
Mijn liefje! wat wilt gij nog meer?} bis.
En kreeg ik dan nu voor mijn liedje
Een zoentjen, een lonkje slechts weer,
Dan stroomde 't geluk mij weer tegen} bis.
En liefjen, ik wenschte niets meer.} bis.
|
|