Gezelschapsliederen of uitgezochte verzameling van 145 Nederlandsche Zangen en 14 Volksliederen
(ca. 1900)–Jb. Kwast– Auteursrecht onbekend
[pagina 18]
| |
[pagina 19]
| |
Ge-vraagd heeft tot zijn vrouw!
Ge-vraagd heeft tot zijn vrouw.
Maar foei! Wat doet het ongeduld
Mij onrechtvaardig zijn.
'k Veroordeel wis hem buiten schuld
En doe mij zelve pijn.
Ik ken zijn braaf gemoed,
Hij zoekt geen geld of goed,
Maar een getrouw en teeder hart,
Dat aan zijn wensch voldoet. (bis.)
Weg, weg met ongegronde vrees,
'k Verlang naar hem met smart,
Opdat ik in zijn oogen leez'
't Gevoelen van zijn hart.
Blijft Dorus mij getrouw,
En word ik eens zijn vrouw,
Dan leeft er geen vorstin op aard,
Waar ik mee ruilen zou. (bis.)
Geen groote staat noch overvloed
Ons 't waar genoegen geeft,
De liefde die het hart voldoet,
Maakt dat men vroolijk leeft.
Dan deelt men vreugde en druk,
Geluk en ongeluk.
En draagt getroost en welgemoed
Te zamen 't huwlijksjuk. (bis.)
Maar ach, nog komt mijn minnaar niet,
Elk uur schijnt mij een dag;
Wat baart zijn afzijn mij verdriet,
Wat of hem deren mag.
Ik zîe alweer eens uit,
Maar zacht, ik hoor geluid.
Hij is 't - o ja! - hoe klopt mij 't hart,
Kom Dorus, kus uw bruid. (bis.)
|
|