hier in Traghen het prachtigste oude fort bewonen, dat in Fezzan te vinden is), zijn deel aan de opvoeding bij gaat dragen. Als hij voor de klas komt, groet de jeugd romanamente, en even later schalt vreemd en hoog de giovannezza door het zaaltje.
De vliegen laten zich echter ook door dit geluid niet afschrikken, en krioelen rustig door, in dikke klonters, in de oogholten en ooghoeken van de leergierige jeugd. Zeker de helft van de klas heeft nog in mindere of meerdere mate trachoon, maar wel is het duidelijk, dat ook hier de ambulance, waarin eens per week een officier van gezondheid komt werken, zegenrijk werk doet. Ik heb in een ander dorp die zittingsdag in de ambulance al eens meegemaakt, en veronderstel dat ook hier de muren wel zwart zullen zien van de vloeken en gepeperde soldateske uitdrukkingen, die bij dit werk onontbeerlijk zijn. Ik zelf zou dit werk alleen kunnen doen met een karwats in de eene hand en een geladen geweer dwars over de verbandtrommel heen. Zoo tergend dom en wantrouwend en bijgeloovig, en dwars door alle proporties heen vies en smerig zijn deze menschen.
In Zuid-Algiers maakte ik juist de morgen mee, waarop een Arabier, een week lang verpleegd in een klein lazaretje van de zusters van Lavigerie, al voor zonsopgang door het venster was vertrokken, om toch vooral niet in de noodzaak te geraken de zusters te bedanken.
Als aandenken en souvenir liet hij op de verbandtafel en op zijn verschgespreid bed zijn faecaliën achter. Later zag ik een ander heerschap, dat met een oud blik van Orion-carbid (ik zie de viezerd nog zóó zitten