De bries
(1929)–Albert Kuyle– Auteursrecht onbekend
[pagina 19]
| |
[pagina 21]
| |
FEDOR Fedorowitz was wat zijn vader altijd geweest was: graanweger. Hij had een vaste plaats, en zag met een oogopslag of twee ons mankeerden op een honderd-ponds zak tarwe. Hij woog. Tot de oorlog kwam. Het graan kwam onregelmatig binnen; soms moest in een halve nacht een heel ruim gelost, dat op lange treinen naar de hoofdstad trok, en waarvan geen brood in Archangel achter bleef. Daags zat Fedor op de scherpe rand van de bascule. De zee was blauw als in vredestijd. Mascha verkocht koffie in een zeildoeken tent, die opflapperde in een landbries. Toen de bootwerkers haar tent wilden vernielen om een valsche roebel, die van haar moest komen, had Fedor den grootste met een gewicht een oog uitgeslagen, en na de ruzie zaten zij samen op de schaal. Fedor wilde een zoon die de oogen van Mascha zou hebben, en een huis waarin zij op den oven zou liggen als hij 's avonds thuis kwam. Hij kuste haar wild en sprak donker en gelukkig van den zoon, en van den arbeid dien zij later samen | |
[pagina 22]
| |
zouden doen. Mascha had het teerste gezicht van de kade en haar handen lagen op Fedor's borst als een zacht kruis. In het voorjaar kwamen de barricaden in de straten. Het bleef een week lang stil, stil als in een kelder die misschien straks vol zal loopen met spiegelend, verraderlijk water. Om vier uur 's morgens werd Fedor wakker van het haarscherpe tikken van een machinegeweer op de kade, en toen hij zijn laarzen aantrok hoorde hij hoe de pannen boven zijn hoofd tot gruis sloegen. Er waren twee groepen die vochten. Welke en waarom wist Fedor niet. Toen hij buiten kwam werd hij meegedrongen door een dichte kudde menschen, die gillend heen en weer rende tusschen de twee hoopen steen en hout die de straat afsloten. Vlak vóór hem viel de Joodsche voorzanger en Fedor moest wel zijn zware laars op het witte hoofd zetten want de moeders achter hem drongen met hun kind in zijn rug. 's Avonds stond hij met afgezakte en verscheurde kleeren in een goederenwagen die het land werd ingetrokken. Hij had | |
[pagina 23]
| |
een kort geweer, en had op het emplacement twee vrouwen en een kind neergeschoten die in de trein probeerden te klimmen. Hij reed drie dagen en schoot toen weer. Het werd steeds harder en hij kon niet meer denken aan Mascha en de haven. Hij hoorde alleen de zware knallen van zijn geweer en dan zag hij de roode monden opengaan en de handen naar de borst grijpen. Soms zat hij doodstil achter het machinegeweer met de duim op de knop, en dan zag hij de menschen hard wegloopen en plots voorover vallen. Toen hij in zijn stad keerde, was hij op. Hij had een leven van oorlog in drie maanden saamgedrongen. Zijn jongensgezicht stond hard onder een donkere baard. Hij smeet het geweer tusschen de rails en rende met zijn jas als een zeil achter zich naar de kade, en vandaar naar Mascha's huis. En toen de zon achter de ijzeren bascule stond lei hij met zijn nagels in de voegen van den oven geklemd, en beet hij zijn vingers lid voor lid tot bloed. 's Nachts zag hij wat men hem verteld had. | |
[pagina 24]
| |
Mascha was door de officieren onder het bed uitgetrokken en drie dagen en nachten in hun huis opgesloten. Men had haar hooren gillen aan het keldergat, maar meer wist men niet. Wel dat ze op Zondagmorgen was doodgeschoten tegen een boom. Pas het zesde schot had haar getroffen, zoo wild sloeg haar bovenlijf. Fedor drukte het gezicht op de koude vloer, hij voelde dat zijn oogen stuk schrijnden en van het oogenblik af dat hij ging liggen, had hij ze niet geopend. Zijn keel was droog en gezwollen. Rond zijn hart was een gevoellooze plek waar hij met de hand tegen sloeg, en die niet weg wilde gaan. Hij vond haar gebloemde hoofddoek en vouwde die klein en vierkant op, en legde het pakje onder zijn kiel, waar zijn borst een kuil maakte naar den buik toe. Hoe dikwijls leunde daar Mascha's zachte elleboog als zij naast hem zat en droomde van later? Hij voelde het pakje vierkant en warm op zijn huid. En van toen af leefde hij in een geschonden verleden tijd, met drooge lippen en een | |
[pagina 25]
| |
mond die alleen nog maar open ging voor haar zoete naam.
Fedor Fedorowitz was de laatste naam die op de rol werd gezet. Krassin 78. Lichtmatroos, ongeoefend, krachtig gestel. Aan de ijzeren bascule hing groen ijs, de havendammen waren gletscherglad. Het boord van de Krassin was groen en glimmend bespoten met ijzel. De hamer en de sikkel woeien strak naar het Zuiden. Fedors gezicht was achter de tralieruiten van een hangmat. Hij zag hoe de druppels water samenvloeiden op de verwarmingsbuis, hij hoorde zijn laarzen onder aan de hangmat schommelen. Hij had twaalf uur dienst gehad. ‘De eenigste man aan boord’, zei de kapitein, ‘die niets aanvoelt van de waarde van onze taak’. Fedor stond op de steven, een witte streep tegen de witte verschansing. Hij ving het eerst de Poolwind. Hij zag hoe de schotsen kwamen, als een klucht witte zwanen, grazig op een diepgroen water. Hij zag hoe de steven zich glijdend ophief en zonder geluid wegviel | |
[pagina 26]
| |
door een groote ijsschots, die krakend spleet tot tegen den einder van mist. Het schip trilde. De signalen gonsden. Het water werd zwarter van kleur. Fedors armen waren gevoelloos tot boven de elleboog. Hij sloeg ze als twee stukken murw hout over elkander. Als hij in de hangmat lag, blokkerig van vermoeienis en opgespaarde ellende, kwam Mascha soms. Haar doekje was ineengekreukeld als een vertrapte bloem. Fedors mond steunde vochtig tegen de rug van zijn hand. Hij zei onafgebroken haar naam. Mascha, Mascha, Mascha.... met zijn oogen stijf geknepen. En als plots een signaal voor de machines tot hem doordrong en hem wegriep uit haar veroverde herinnering, begon hij opnieuw met een hart dat razend klopte en slapen waar een diepe pijn achter leefde, met het aandachtig proeven van haar naam en het leed dat daarin besloten was. Er was geen opstand meer in hem. Maar toen de pope sprak over het Licht waarin eens allen zullen wandelen, en het geluk buiten den tijd, waarin alles wat de ziel verloren had, stralend | |
[pagina 27]
| |
en nieuw zou kunnen herwonnen worden, woelde diep in Fedors hart het grondig water van den dood. En toen hij in de schemering op het peilplat stond, knoopte hij zijn dikke kiel en kleederen los, dat de wind als een koude brand tegen zijn borst sloeg. Fedor sliep dien nacht met een glimlach om zijn mond. Hij bleef sterk en krachtig. De inspectie kwam, en de kapitein zag dat iedere zorg voor zijn kleeren en voor zijn uiterlijk weg was. De Krassin beukt, en per dag vaart hij tienmaal zijn lengte. Er komen groene ijsbergen, zoet water. Na drie dagen dondert de ankerketting door de gaten. Men zal een hut bouwen met proviand en wapenen, als de verlorenen misschien deze kust raken zouden. Fedor is bij de acht die met een sloep den weg hakken naar het land. Hij heeft 's nachts Mascha naast zich gehad, op de rand van zijn hangmat. Zij had een wond aan haar schouder die hij niet stelpen kon. Het was de eerste maal dat Fedor haar zag schreien en toen hij haar dichter tegen zich aan wilde drukken, liep ze weg. Schreiend. | |
[pagina 28]
| |
En uit de verte wenkte hem nog klagelijk het geluid. Hij hoort haar schreien terwijl hij de kisten aan land brengt. Hij ziet de wond weer in de roode merken van het tentzeil. De mist verdicht als een net dat strakker en strakker over hen heen wordt getrokken. En als hij vaag de geluiden van de machines hoort over het water, begint hij plotseling te loopen, rechtop en langzaam, het land in. De kou heeft hem in een sterke omarming; de kou drukt hem dood. Het Noorderlicht speelt om hem heen. Geelgroen - geel-groen: het seinlicht van de haven. Er is geen geluid. Zijn voeten zakken diep in de versch gevallen sneeuw. Fedor knielt midden in de ruimte. Zijn knieën zijn aan den grond, zijn hoofd is in het Licht waarin alles herwonnen wordt. Hij maakt zijn brandende borst bloot, die Mascha nimmer zal zien. Hij ligt pal aan de grond, met zijn armen gestrekt als een onzeker kruis. De sneeuw is in zijn oksels als een spelende warmte.
En als een stijf kruis werd Fedor den morgen | |
[pagina 29]
| |
daarna aan boord gebracht, en dood gerapporteerd in het journaal. |
|