| |
| |
| |
Aantekeningen
Bladzijde 7 Bedoeld worden Philips de Goede (1396-1467), hertog van Brabant (1430-467), Isabella van Portugal (1397-1471), Karel van Charolais, later ‘de Stoute’ (1433-1477) en Katharina van Valois (°1446). |
Bladzijde 8 Philippenzen 4:3; Apocalyps 3:5; 20:13; 21:27. |
Bladzijde 12 Het was Gods bedoeling de open plaatsen van de gevallen engelen door de mens in te laten nemen.
Bladzijde 12 Het hedendaagse Nederlands heeft geen goede vertaling voor het Middelnederlandse vrouwe, dat sterk hiërarchisch geladen is. Het zit ergens tusse mevrouw en majesteit in.
Bladzijde 12 Deze laatse zin wordt niet rechtstreeks tot Eva, maar (zogenaamd onhoorbaar voor haar) met een knipoog tot het publiek gericht. Dit komische procédé wordt ook elders toegepast. |
Bladzijde 15 Kennelijk at de mens voor de zondeval uitsluitend boomvruchten. Nu moet hij net als de beesten van de grond eten.
Bladzijde 15 De profeten Elias en Enoch (Hebreeën 11:5). |
Bladzijde 16 Deze claus van Adam en de volgende van Eva zijn niet tegen elkaar maar tot het publiek gericht. |
Bladzijde 21 Deze acht regels vormen samen een rondeel, een gedicht waarin de eerste regel dezelfde is als de vierde en de zevende, en de tweede dezelfde als de achtste regel. Er komen meer rondelen in de tekst voor. Ze zijn evenals liederen herkenbaar gezet. |
Bladzijde 25 Een concilie is een officiële bijeenkomst van alle bisschoppen. |
Bladzijde 26 Alexander de Grote maakt in de ogen van de middeleeuwer deel uit van de wereld van het Oude Testament. |
Bladzijde 27 Het is onduidelijk welk oudtestamentisch per-
|
| |
| |
soon achter dit personage schuil gaat. |
Bladzijde 29 In het origineel is er nu eens sprake van Bitter Ellende dan weer van Ellendicheit. Toch wordt hier één en dezelfde persoon bedoeld. |
Bladzijde 30 De begrippen jagen, vluchten en volgen zijn ontleend aan de hippische vaardigheden die een (jonge) ridder zich moet eigen maken om zich op het slag- c.q. toernooiveld te kunnen handhaven. |
Bladzijde 35 De Wijze Meester alias De Wijze Man, alias Sidrac is de gedurende de middeleeuwen gebruikelijke aanduiding van Jezus [de zoon van] Sirach, de auteur van het (apocriefe) bijbelboek Ecclesiasticus, een van de ‘wijsheid’boeken. Zoals gebruikelijk dient men deze verwijzing naar een ‘autoriteit’ niet al te letterlijk te nemen. |
Bladzijde 36 Gedurende de middeleeuwen was het Latijn de voertaal in de hemel. De Vulgaat, de bijbelvertaling van de kerkvader Hieronymus van Strido (ca. 347-420), gold als de betrouwbaarste redactie van Gods woord. Alle bijbelcitaten zijn uit de Vulgaat. Na Mozes was David de belangrijkste auteur van het Oude Testament. De verwijzing moet niet letterlijk genomen worden. |
Bladzijde 39 Hoewel het mysterie van de Heilige Drieëenheid - één god in drie personen: de Vader, de Zoon en de Geest - tot de hoekstenen van het middeleeuwse christendom behoort - wie hierin dwaalde wachtte de brandstapel - vindt er een voortdurende verwisseling plaats van God (d.i. de Drieëenheid) en de Zoon (alias Jezus van Nazareth). Zo ook hier, immers niet de Zoon heeft de mens geschapen, maar God. |
Bladzijde 40 Gedurende de middeleeuwen sprak men doorgaans van ‘de vijand’ als men het over de duivel had. Immers, als je het over duivel hebt dan trap je op zijn staart. Door een naam uit te spreken riep je de magische krachten op die in die
|
| |
| |
naam besloten lagen. Vandaar dat men vaak zijn toevlucht nam tot een ‘taboenaam’. Het is veelbetekend dat men zelfs in de hemel - volgens de theologen vrij van duivels - deze gewoonte bezigt. |
Bladzijde 42 Deze profetie is niet van Balaäm, maar van Isaias (Jesaia 11:1). |
Bladzijde 44 In middeleeuwse ogen is de joodse religie min of meer overeenkomstig het christendom georganiseerd, vandaar bisschop. |
Bladzijde 51 Bedoeld wordt dat Maria de leeftijd bereikt heeft waarop zij geen borstvoeding meer nodig heeft. |
Bladzijde 53 De middeleeuwer maakte een onderscheid tussen wijsheid (kennis door geloof) en vroetscap (kennis door verstand).
Bladzijde 53 Veertien jaar, de leeftijd voor een meisje om te huwen. |
Bladzijde 54 Hooglied 4:7. |
Bladzijde 57 In de middeleeuwen maakte men onderscheid tussen de vleselijke liefde (amor) en de geestelijke liefde (caritas). De liefde tussen godvruchtige echtgenoten noemde men dilectio, wat zoveel betekent als liefdevol verzorgen. Dat wordt hier bedoeld. |
Bladzijde 62 Bedoeld wordt het huwelijksfeest. Momenteel zijn Jozef en Maria slechts verloofd. |
Bladzijde 63 Salomon gaat door voor de auteur van het Hooglied. Daarin zoekt men deze regels overigens tevergeefs. |
Bladzijde 64 Letterlijk: Wees gegroet, u die vol van genade bent. Deze passage stemt overeen met Lucas 1:28-38.
Bladzijde 64 In de iconografie (de schilderkunst) bevrucht de Heilige Geest in de gedaante van een duif Maria met zijn bek in haar rechteroor, aldus verbeeldend hoe het woord vlees werd (Johannes 1:13). |
Bladzijde 65 Uit liefde, dat wil zeggen zonder winstoogmerk. |
Bladzijde 69 Philips de Goede (1396-1467) en Isabella van
|
| |
| |
Portugal (1397-1471).
Bladzijde 69 Het pinksterwonder. |
Bladzijde 70 Met Ave Maria.
Bladzijde 70 Hier ontbreekt een regel in het handschrift. |
Bladzijde 71 Johannes 19:26. |
Bladzijde 75 Johannes 18:24 e.v. |
Bladzijde 77 D.i. zich vruchteloos verzetten (Handelingen 9:5) |
Bladzijde 80 De Eerste Vreugde.
Bladzijde 80 De Zesde Vreugde.
Bladzijde 80 Hier wordt, denkt men, verwezen naar Genesis 27:28. |
Bladzijde 81 Daniël 14:32. |
Bladzijde 97 Hooglied 4:7.
Bladzijde 97 Genesis 3:15. |
Bladzijde 98 Hooglied 6:3.
Bladzijde 98 Genesis 3:15.
Bladzijde 98 Isaias 11:1.
Bladzijde 98 Psalmen 109:2. |
Bladzijde 102 De Apocalyps. |
Bladzijde 103 Onleesbaar door het gebruik van chemicaliën.
Bladzijde 103 Toneelaanwijzing van drie regels door gebruik van chemicaliën onleesbaar. |
Bladzijde 106 Na deze versregel is iets doorgehaald, mogelijk een regie-aanwijzing.
Bladzijde 106 Bedoeld wordt de Apocalyps. |
Bladzijde 107 Psalm 113. |
Bladzijde 110 Hier wordt gerefereerd aan een ons niet meer bekend gezegde. |
Bladzijde 117 Hierna volgt een hiaat van veertien regels in het handschrift.
Bladzijde 117 Lucas 2:46. |
|
|