Zuid-Salland
(1964)–A.C.F. Koch, E.H. ter Kuile– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina X]
| |
[pagina 1]
| |
BatmenDE HERVORMDE KERK, eertijds aan Maria gewijd, bestaat uit een gotische toren, een neogotisch halleschip en een gotisch koor. De toren behoort aan de burgerlijke gemeente, de kerk aan de kerkelijke gemeente (fig. 1 en 2, afb. 2-9). Fig. 1. Batmen, Hervormde kerk
Fig. 2. Batmen, Hervormde kerk, oorspronkelijke ingang van het kerkschip
Het oudste ons bekende stuk dat de parochie Batmen noemt is een oorkonde van 1284 (Oork.bk. ivGa naar margenoot+ blz. 395). De kerk stond ter begeving aan het kapittel van Deventer. In 1870 werd de kerk verbouwd en vergroot. Het lage, eenbeukige schip, weergegeven op een tekening die in de consistoriekamer hangt (afb. 4), maakte toen plaats voor een wijder en hoger halleschip waarvan de stucgewelven rusten op twee pijlers. Bij die gelegenheid kwamen muurschilderingen aan het licht op de torenmuur en in het koor. De beschadigde en onbelangrijk geoordeelde voorstelling van het Laatste Oordeel op de torenwand werd verwijderd evenals een tweede Laatste Oordeel op het eerste vak van de noordmuur van het koor. De schilderingen op de zuidmuur van het koor werden evenwel met zorg blootgelegd en geconserveerd door de kunstschilder L.L. Kleyn die toen juist in het naburige Gorsel verblijf hield. Ook de figuren op de beide muurdammen van de koorsluiting bleven behouden (Hoogewerff 1 blz. 287). Toren en koor zijn opgetrokken van baksteen in het formaat van 27/28 × 14 × 6,5.Ga naar margenoot+ Het koor is uitwendig onder de vensterdorpels gepleisterd. De toren is gebouwd op en tegen de westergevel van een gotisch kerkschip dat aanvankelijkGa naar margenoot+ blijkbaar niet van een toren voorzien is geweest. Zulks is zowel in- als uitwendig goed te zien. De oorspronkelijke kerkingang van witgepleisterd metselwerk, waarschijnlijk xiv, is nog volledig voorhanden (fig. 2), zij het ook aan de oostzijde dichtgemetseld. De geveltop kan men in zijn beloop volgen in de oostelijke torengevel waar | |
[pagina 2]
| |
die boven de aansluitende bekapping uitrijst. De zwaarte van de kerkgevel die in de toren verwerkt werd bedraagt een 60 cm. Bij de verbouwing van 1870 zijn noord- en zuidzijde van de toren tot grote hoogte bedekt door aanbouwsels: een consistoriekamer en een catechisatiekamer. De toreningang, met de voet van de toren in 1870 gepleisterd, en de hoge lichtspleet daarboven zijn gevat in een ondiepe nis met spitse boog. De derde geleding heeft aan alle vier kanten een paar gekoppelde galmgaten van vrij kleine afmetingen die door segmentbogen worden overdekt. De toren eindigt met een zadeldak tussen twee geveltoppen. Uit het afwijkende karakter van het metselwerk der geveltoppen blijkt duidelijk dat zij naderhand op de romp zijn gezet. Oorspronkelijk zal de toren een spits hebben bezeten. Wat het inwendige van de toren aangaat, het torenportaal wordt overdekt door een vlakke houten zoldering en er is geen enkel spoor dat er op wijst dat er ooit een andere afdekking van de ruimte zou hebben bestaan. Een houten trap voert naar boven. Ga naar margenoot+ Het eerste vak van het koor is kennelijk steeds aan weerskanten blind geweest. Van de drie zeshoekszijden waarmee het koor is gesloten is de middenzijde groter dan de beide overige. In overeenstemming daarmee overtreft het middenvenster van de sluiting de overige vensters in breedte. In 1939 heeft dit middenvenster zijn stenen harnas herkregen. Voor reconstructie van zijn vormen waren voldoende aanwijzingen voorhanden. Het middenvenster heeft een glas van de Groningse schilder Johan Dijkstra. In de overige vensters zitten neo-gotische harnassen van 1870. Het koor wordt overdekt door een gemetseld gewelf waarvan de ribben, uitgevoerd in Baumbergersteen, ontspruiten op kraagstenen met maskers. In de kruin is het gewelf voorzien van een ornamentale beschildering in zwart en rood op en langs de einden van de ribben. Deze ornamentale beschildering welke in 1939 tevoorschijn kwam, is op plaatsen waar hinderlijke lege plekken voorkwamen in tinten aangevuld. Ga naar margenoot+ Op de beide muurdammen tussen de drie vensters van de koorsluiting bevinden zich figurale voorstellingen (afb. 8 en 9). Het zijn overblijfselen van een serie apostelen met de artikelen van het Credo en daarboven uit wolken oprijzende figuren van mannen met de tekst van de Tien Geboden op spreukbanden. De voorgestelde apostelen zijn Thomas, Jacobus de mindere, Philippus en Bartholomaeus. De teksten van het Credo zijn bijna geheel uitgewist. De apostelfiguren zijn weergegeven staande op tegelvloeren en tegen de achtergrond van gordijnen die aan roeden zijn opgehangen. Boven die gordijnroeden zijn engelen te ontwaren. Op het middenvak van het gewelf van de koorsluiting bevindt zich een zeer vervaagd tafereel van de Christus als rechter ten laatsten dage tussen Johannes en Maria. Op de zuidwand van het koor zijn onder de eerste gewelfaanzet de heiligen Katharina en Gertrudis weergegeven in architecturale omlijsting (afb. 7). Met uitsparing van het veld van laatstgenoemde voorstelling wordt het hele blinde muurvak van de zuidkant van het koor ingenomen door een verbeelding van de legendarische dood van de 10 000 martelaren van Achatius (afb. 6). Op de voorgrond worden de bisschop Hermolaus de ogen uitgeboord, hogerop vóór de muren van de stad trekt een stoet op met de keizer vooraan. Bovenaan houden God en Maria de zielen van de gestorven martelaren in een laken. Onder de figuur van de keizer bevindt zich een knielende vrouw in zwarte kleding, een weinig hoger rechts, vóór een bosrand, knielt een ridder. Ongetwijfeld zijn dit de opdrachtgevers van het tafereel. Ga naar margenoot+ Het koor en de toren zullen ongeveer tegelijkertijd zijn gebouwd, en wel in de eerste helft of omtrent midden xve eeuw. | |
[pagina 3]
| |
Wat de wand- en gewelfschilderingen aangaat, Hoogewerff neemt aan dat de voorstelling van de 10000 martelaren uit xv c dagtekent. Toen zij werd geschilderd bestond de voorstelling van de beide vrouwelijke heiligen onder de gewelfaanzet al. De schilderingen op het gewelf en op de wanden van de koorsluiting zijn naar wij aannemen eind xv tot stand gekomen. Op het koor ligt de vrij sterk versleten grafzerk van de priester Johannes de Loë,Ga naar margenoot+ overleden in 1552. De kerk bezit twee gladde zilveren avondmaalsbekers van 1799. In de kerkeraadskamer hangt een ingelijste potloodtekening, voorstellende de kerk in 1847 (afb. 4). Waar de harde weg van Batmen op de Rijksstraatweg van Deventer naar AlmeloGa naar margenoot+ uitkomt staat de korenmolen De Leeuw, een gemetselde konische stellingmolen, xix. |
|