Leiden en Westelijk Rijnland
(1944)–E.H. ter Kuile– Auteursrecht onbekendZoeterwoude.Verspreid over de gemeente de volgende watermolens: Ga naar margenoot+ Molen van den Grooten Polder aan de Koppelwatering, niet ver van den Hoogen Rijndijk en den weg naar de Weipoort. Wipmolen met scheprad, XVI of XVII. De eerste molen van dezen polder is in 1485 gesticht en na het eerste beleg van Leiden vernieuwd, in 1653 is een nieuwe tweede molen voor den polder gebouwd (arch. Rijnland). Molen van den Grooten Westeindschen Polder aan de Meerburger Watering. Achtkante houten bovenkruier met scheprad, genaamd ‘Zelden van Pas’, vermoedelijk XVII. De polder is door vereeniging van een aantal kleinere in 1641/'42 tot stand gekomen. (Teixeira blz. 680-681). Molen van den Ouden Groenendijkschen Barrepolder aan de Zwetsloot nabij den Hoogen Rijndijk. Steenen bovenkruier met scheprad. Op den baard het jaartal 1661. Molen van den Room- of Meerburgerpolder aan de Meerburger Watering. Achtkante houten bovenkruier met scheprad, vermoedelijk dagteekenend van 1662, toen de polder is uitgebreid en de molen werd verplaatst en vernieuwd. In 1936 voorzien van gestroomlijnde wieken. | |||||||||||||
Hooge Rijndijk.DE R.K. KERK van O.L. Vrouwe Onbevl. Ontv. is een neo-romaansch gebouw van 1896 tot welks inventaris behoort: Ga naar margenoot+ Kelk van gedreven en verguld zilver. De voet met opengewerkten bladrand | |||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||
vertoont reliefvoorstellingen van de Geboorte, Laatste Avondmaal en Kruisiging. De stam wordt gevormd door de figuren van drie cherubs. Wijnranken met engeltjes omgeven de cuppa aan de onderzijde. Onder den voet het opschrift: Pater Aloysius a Purificatione missionarius me procuravit 1696 I W. Hoog 32 cM., Zuid-Nederlandsch werk. Merken: een schild met naar links kijkend vogeltje en een gekroonde S. | |||||||||||||
Buitenplaatsen.Buitenzorg, even Oostelijk van de brug van Leiderdorp (pl. CLXXXIII no. 467).Ga naar margenoot+ Heerenhuis van omtrent 1730, waarvan oorspronkelijk alleen het driezijdig uitgebouwde middenstuk aan den kant van den Rijn van een verdieping was voorzien (zie Rademakers Rhijnl. Gezichten no. 100). In de vorige eeuw is het huis aanmerkelijk vergroot. Aan de zijde van den Rijndijk een tuinmuur met eenvoudige hoekpaviljoens en in het midden hekpijlers met rococo bekroningen. Het rijke hek van de buitenplaats Rijnstroom (1740) is in 1913 voor het Militair Invalidenhuis aan den Hoogen Rijndijk te Leiden geplaatst. | |||||||||||||
Weipoort.Langs de Weipoortsche Vliet enkele goede oude boerderijen:Ga naar margenoot+ B 60 bij den Nieuwen Weg over het water gelegen. Woonhuis en stal onder één rieten dak; in den voorgevel togen met zandsteenblokken. Midden XVII. B 72, een weinig Zuidelijker dan voorgaande (afb. blz. 240 no. 40; pl. CLXXXIII no. 468). Stal en woonhuis onder één rieten dak. Aan de voorzijde dwarsvleugel met gewelfden kelder en opkamer. In hoofdzaak XVII. | |||||||||||||
Zoeterwoude.DE HERVORMDE KERK, eertijds gewijd aan St. Lebuinus, is eigendomGa naar margenoot+ van de Hervormde gemeente met uitzondering van den toren, die aan de burgerlijke gemeente behoort. litteratuur: c.j. gonnet, Vier parochiën in de middeleeuwen, III, Zoeterwoude,Ga naar margenoot+ in Bijdr. Bisd. Haarlem VII, 1879, blz. 100. geschiedenis. Of de kerk van Sutwoude, die in 1280 wordt vermeld (de fremeryGa naar margenoot+ no. 209), die van Zoeterwoude is, staat niet volkomen vast. In 1292 komt ‘Jacobus rector ecclesie de Zoeterwoude’ voor (v.d. bergh II no. 829). Bisschop Frederik van Blankenheim (1393-1423) vergunde aan fabrieksmeesters van de kerk van Zoeterwoude om in den toestand van kerk en toren, die naast elkander waren gelegen en elkanders licht onderschepten, verbetering te brengen door afbraak en herbouw van de kerk (Vergunning alleen bekend in een ongedateerd afschrift, s. muller f.zn., Regesten van het Archief der Bisschoppen van Utrecht I no. 1289). In 1475 blijkt de kerk een sacristie te bezitten (gonnet blz. 146). Op 2 October 1574 staken de Staatschen kerk en toren in brand. Volgens gonnet (blz. 122) herbouwden de Her- | |||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||
vormden in 1597 het koor en in 1655/'56 de overige deelen van de kerk. Deze mededeelingen zijn echter niet geheel juist. Op een kaart van 1593 toch (Gem. archief Leiden cat. prentverz. no. 7036 fol. 9) staat het koor al van een dak voorzien, terwijl Afb. 40. Weipoort. Boerderij B 72.
de rest van het gebouw als een bouwval is weergegeven. Een memorie van 1615, waarin de noodzakelijkheid werd betoogd van een herbouw van de (geheele) kerk van Zoeterwoude, had naar het schijnt een vrijwel onmiddellijke uitwerking: in 1617 werd de toren hersteld (j.c. overvoorde, Archieven der Stadsheerlijkheden blz. 46 en 47 nos. 400 en 402; w. snellius, Eratosthenes Batavus I blz. 157), en bovendien beeldt een kaart van 1618 (Gem. arch. Leiden cat. pr. verz. no. 7038 fol. 147) niet alleen den toren met een spits, maar de geheele, overigens niet heel duidelijk weergegeven kerk met overkapping af. Ook op de prent van A. Rademaker in het Kabinet van Nederl. en Kleefsche Oudh. II blz. 306 geeft den toestand in 1652 weer met behoorlijk bedaakt dwarsschip en schip. De subsidies van f 250 en f 600, die de stad Haarlem in 1654 verleende voor de vergrooting van de kerk van Zoeterwoude (Aant. Dr. A. Bredius) bewijzen echter wel, dat er toentertijd aan de kerk is gewerkt; wellicht was aanvankelijk alleen maar de middenbeuk herbouwd en kreeg het schip eerst in 1655/'56 weer den driebeukigen vorm. | |||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||
De kerk bestaat uit een toren, een schip van drie beuken onder één kap datGa naar margenoot+ den toren aan drie zijden omvat, een dwarsschip en een koor met een sluiting van vijf tienhoekszijden. Afb. blz. 240 no. 41; pl. CLXXXV no. 473 en no. 474.
Het gebouw is opgetrokken van baksteen, die de volgende formaten vertoont:Ga naar margenoot+
Aan het koor is de baksteen vlakgehakt verwerkt en in een vrij regelmatig staand verband gemetseld; de overige deelen vertoonen afwisselend staand en kruisverband. De toren en de aansluitende Westelijke gevels van het schip zijn gepleisterd. De toren heeft oorspronkelijk aan drie zijden vrijgestaan, zooals men kanGa naar margenoot+ opmaken uit de spitsboognissen in Noord- en Zuidgevel, die thans alleen met de koppen boven de daken van de zijbeuken uitsteken. De bovenste geleding wordt aan Noord-, Oost- en Zuidzijde verlevendigd door smalle spitsboognisjes aan weerszijden en boven de galmgaten. Een dergelijke behandeling zal oorspronkelijk aan de Westzijde niet hebben ontbroken maar bij gelegenheid van de bepleistering zijn weggewerkt. De beide lange gevels van de zijbeuken vertoonen van West naar Oost elkGa naar margenoot+ eerst twee rondboogvensters en dan een spitsboogvenster. Ook de vensters in den Westgevel zijn rondbogig. De muren van den Noordergevel bestaan tot ongeveer den aanzet van de vensterbogen uit oorspronkelijk middeleeuwsch metselwerk, daarboven dagteekenen zij kennelijk van een 17de eeuwschen herbouw. Aan de Zuidzijde is van het oorspronkelijke metselwerk minder bewaard; vooral naar het Westen bestaat de muur voor het grootste deel uit 17de eeuwsch werk. In den Noordgevel naast het dwarsschip bevindt zich, half onder den grond verzonken, een dichtgemetselde ingang met ellipsboog. Het dwarsschip wordt enkel verlicht door vensters in de topgevels op hetGa naar margenoot+ Noorden en Zuiden. Het koor is oorspronkelijk kennelijk lager geweest dan thans. Het oorspronkelijkeGa naar margenoot+ metselwerk houdt enkele lagen boven de venstertoppen op en is blijkbaar in de 17de eeuw verhoogd met het gedeelte waarin zich het dichtgemetselde ronde venster van het middenvak en de eveneens dichtgemetselde ovale vensters van de beide flankeerende vakken van de sluiting bevinden. Het koor is sterk verzakt. Hierdoor en door ophooging van het kerkhof is een aanmerkelijk stuk van de muren onder den grond bedolven geraakt. De toren wordt door houten zolderingen in verdiepingen verdeeld. Of oorspronkelijkGa naar margenoot+ een gewelf over de benedenruimte aanwezig was, is ons niet met | |||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||
zekerheid gebleken, het lijkt ons wel waarschijnlijk. Noord- en Zuidwand van het torenportaal hebben spitsboognissen, uit welker hoogte de plaats van
Afb. 41. Zoeterwoude. Herv. Kerk.
een eventueel verdwenen gewelf bij benadering kan worden vastgesteld. Ladders leiden naar de verschillende verdiepingen. | |||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||
De beuken van het schip worden gescheiden door zuilen. Deze hebben AttischeGa naar margenoot+ bases op achtkante voetstukken en Toskaansch geprofileerde kapiteelen met achtkante dekplaten. De scheibogen vertoonen een halfcirkelvormig beloop. Middenbeuk, dwarsbeuk en koor worden door houten tongewelven gedekt, de zijbeuken door halve tongewelven. De bebordingen zijn verdwenen, of, wat waarschijnlijker is, steeds achterwege gebleven. In schip en dwarsschip is in de vorige eeuw in plaats van de ontbrekende gewelfbeschieting stucwerk aangebracht. In het koor heeft men zulks nagelaten, omdat dit door een schotwerk is afgescheiden van de preekkerk en vervolgens nog eens door het inleggen van een zoldering is verdeeld in benedenruimten (consistoriekamer), een ‘koorzaal’ en een niet gebruikten zolder. Kapbalken met korbeels bewerkstelligen een dwarsverband. De toren wordt in de kerk geschoord door twee steunbeeren, die van de Oostelijke hoeken tot de beide meest Westelijke zuilen reiken. Dat oorspronkelijk een lagere kerk tegen den toren aansloot, wordt aangetoond door de spitsboognis in den Oostelijken torengevel, die ter hoogte van de kapbalken van den middenbeuk begint, terwijl de overeenkomstige nissen in Noord- en Zuidgevel veel lager aanzetten. De nok van het middenschip, waarmee men bij den bouw van den toren rekening heeft gehouden, lag dus ter hoogte van de kapbalken van den middenbeuk. Opgemerkt dient voorts nog, dat Noord- en Zuidwand van het schip alleen in de beide Westelijke traveeën zijn voorzien van korfboognissen onder de vensters, en dat de middenvakken van de beide Westelijke afsluitgevels juist onder de vensters op houten balken zijn overgebouwd, hetgeen doet vermoeden, dat aldaar overeenkomstige spaarnissen zijn weggewerkt. bouwperioden. De oudste deelen van de kerk zijn ongetwijfeld de toren en het koor,Ga naar margenoot+ die blijkens hun vormen en het steenformaat niet verder zullen teruggaan dan het eind van de 15de eeuw. De kerk, waarmee men rekening hield bij den bouw van den toren, reikte, gelijk wij hierboven al hebben betoogd, met den nok van het dak niet hooger dan de kapbalken van den huidigen middenbeuk. De geringe diepte tusschen toren en koor maakt het niet zeer waarschijnlijk, dat er destijds al een dwarsschip was. In den loop van de 16de eeuw zal men het oude kerkschip hebben vervangen door een nieuw, dat aan Noord- en Zuidzijde langs den toren werd voortgezet, en tevens het dwarsschip hebben opgetrokken. Bij den herbouw in het eind van de 16de en in de 17de eeuw zijn de muren aanmerkelijk vernieuwd, die van het Noorderdwarspand bijna volledig, en heeft men het koor op gelijke hoogte met het dwarspand gebracht. Ook zijn toen geheel nieuwe zuilen opgetrokken tusschen middenschip en zijbeuken. Een houten kruistorentje, dat op enkele 18de eeuwsche afbeeldingen nog voorkomt, is verdwenen met uitzondering van zijn onderbouw. Tot den inventaris behooren:
Preekstoel van eikenhout. De kuip, voorzien van toogpaneelen, rust op eenGa naar margenoot+ baluster met vier voluutconsoles. Aan den preekstoel een koperen lezenaarsarm. Alles midden XVII. | |||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||
Een aantal grafzerken, waarvan de oudste van 1602 (zie nader prins IIb blz. 549). Koperen kaarsenkroon met twee rijen van 8 armen, wellicht XVII. Twee tekstborden, beide met het jaartal 1693. Klok van 110 cM. middellijn met opschrift: Servite Domino cum gaudio. Me fecit Ian Albert de Grave Amstelodami Anno Domini mdccxix. Voorts: De naamen van de Heeren Kerkmeesteren van de Oude en de Nieuwe Kerk der Stad Delft:
In den toren staat voorts een oud slingeruurwerk.
Ga naar margenoot+ Aan den Vliet bij de Delftsche Schouw bevindt zich het voormalige Commissarishuis van den Trekweg naar Delft (pl. CLXXXIII no. 469). Boven de deur in het midden prijken de wapens van Leiden en Delft; de vensters aan weerszijden worden gedekt door geblokte strekken. Waarschijnlijk is het gebouwtje tot stand gekomen kort na 1636, toen aan Leiden en Delft octrooi werd verleend tot het aanleggen van den Trekweg (van mieris II blz. 467). | |||||||||||||
Zuidbuurt.DE ROOMSCH-KATHOLIEKE KERK van de H. Johannes' Onthoofding is een neo-gothisch gebouw. Tot den inventaris van kerk en pastorie behooren:
Ga naar margenoot+ Drie geschilderde tafereelen, te weten: Aanbidding der Koningen. Doek 140 × 113 (dagmaat). In den trant van Rubens' school, XVIId. Jacob en Ezau. Rechts op den achtergrond Izaak en Ezau. Doek 120 × 155 (dagmaat). Holl. school midden XVII. De Emmausgangers. Doek 120 × 105 (dagmaat). XVII. Ga naar margenoot+ De volgende portretten van Zoeterwoudsche pastoors: Martinus van der Velden, 1603-1639. Heupstuk n. rechts bij een tafel waarop crucifix, doodshoofd en boeken. Op een van de boeken een geschilderd papier met afbeelding van de mishandeling van van der Velden voor het altaar. Doek 91 × 76, XVII. Christianus Vermeulen, 1611-1688. Heupstuk n. links, schrijvend aan tafel waarop crucifix. Links een geschilderd papier met opschrift betreffende 's mans lijdensweg. Doek 89 × 73. In de manier van A. van Ravesteyn. Christianus Vermeulen, 1611-1688, op zijn sterfbed. Doek 73,5 × 91. | |||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||
Gem. rechts beneden: Hager fecit. Vermoedelijk door H. of J. de Jager (verg. Thieme-Becker, Alg. Kuenstlerlexikon XVIII blz. 339). Willem Ypelaar, omstr. 1630-1703. Heupstuk n. links, zittend aan tafel waarop boek en crucifix. Doek 89 × 73. Gem. onderaan: A. Ravesteyn F 1660. Philippus Jacobus Otgens, 1700-1763. Heupstuk staande met brevier in de rechterhand en de linkerhand rustend op een doodshoofd. Doek 94 × 74. Gem. rechts boven: Natus A. 1700 H. Serin f. 1738. Door Harmen Serin (omstr. 1677-omstr. 1754). Henricus de Meyer, 1712-1777. Heupstuk, zittend n. links met brevier in de linkerhand. Links tafel, waarop bijbel, crucifix en bonnet. Op den achtergrond boekenkast. Doek 80 × 56. Gem. links boven: H. van Velth... en 175... Door Hendrik van Velthoven, † 1769. Monstrans van verguld zilver. De zes lobben van den voet vertoonen deGa naar margenoot+ Lijdenswerktuigen, het vlakke oploopende deel van den voet is nieuw. De glascylinder wordt geflankeerd door figuurtjes van St. Petrus en Johannes Evangelist, daarboven de H. Catharina en een krijgsman met zwaard. Boven den glascylinder twee paviljoens, waarin figuren van de H. Maagd en van een pelikaan. Aan weerszijden is naderhand uitgezaagd krulwerk aangebracht. Hoog 67 cM., geen merken. XVII A. Monstrans van verguld zilver in zonvorm. Op den voet gedreven vier tafereelen uit het leven van Johannes den Dooper; de stam wordt gevormd door de figuren van Geloof, Hoop en Liefde. Grof werk, blijkens tijdverzen op den voet dagteekenend van 1716. Hoog 92 cM., geen merken. Kelk van verguld zilver (pl. CLXXXVI no. 475). Het oploopend gedeelte vanGa naar margenoot+ den voet vertoont in medaillons den gekruisigden Christus, en gedreven voorstellingen van Maria en Anna, Jezus en Johannes de Dooper, den Doop in den Jordaan en Salome met Johannes' hoofd; de lobben daaromheen zijn versierd met cherubs. Op dezen renaissance voet verrijst een gothische stam, waarvan de nodus prijkt met zes Christuskoppen. De cuppa vertoont weer renaissancevormen en is aan de onderzijde voorzien van gedreven reliefvoorstellingen van de Evangelisten. De gothische stam zal van omtrent 1500 dagteekenen. De voet is gemerkt: Haarlem, meesterteeken: het monogram afgebeeld bij E. Voet, Haarlemsche Goud- en Zilversmeden blz. 122/123 onder no. 16, jaarletter E (1649). Hoog 26 cM. Kelk van verguld zilver met gewrongen stam, hoog 23 cM. Merken: Holland, den Haag, meesterteeken I B, voorts een schrijfletter M. XVIII. Kelk van verguld zilver in zeer eenvoudige vormen met vierpuntigen voet, hoog 26,5 cM. Geen merken, XVIII. Gouden kelk, rijk gedreven en geciseleerd (pl. CLXXXVI no. 476), blijkens opschrift dagteekenend van 1838. Hoog 31 cM. Altaarkruis van ebbenhout met zilveren corpus en de zilveren figuren van deGa naar margenoot+ beide Maria's. XIX A. Ivoren corpus, 36 cM. hoog, op neogothiek kruis, XIX A. |
|