Leiden en Westelijk Rijnland
(1944)–E.H. ter Kuile– Auteursrecht onbekendLeidschendam.Ga naar margenoot+ Verspreid over de gemeente de volgende watermolens:
Gang van drie molens van den Driemanspolder tusschen den Stompwijkschen en den Wilsveenschen weg, niet ver ten Oosten van Leidschendam. Achtkante houten bovenkruiers met scheprad, twee van 1672, de onderste van 1903 (pl. CXLI, no. 353). De Driemanspolder, een droogmakerij, tot stand gebracht krachtens octrooi der Staten van Holland d.d. 23 Juni 1668, werd van den aanvang bemalen door twee gangen elk van drie molens, opgericht in 1671-1672. Eén molen, welke is niet bekend, werd in 1681 na een brand vernieuwd. De Z.-W. gang is opgeruimd en vervangen door een stoom-, later een motorgemaal. In 1934-'35 zijn de molens gestroomlijnd. De jaartallen, die de beide bovenmolens dragen, hebben volgens inlichtingen van de molenaars slechts op schilderwerk betrekking. Zie over het hier meegedeelde: Octroyen, Reglementen, Contracten mitsgaders Resolutien en andere saaken specteerende tot de Driemanspolder (den Haag 1737) blz. 1, 26-36, 166. Molen van den Gecombineerden Huiszitter- en Meeslouwerpolder aan het eind van de Meerburger Watering. Achtkante houten bovenkruier met vijzel, genaamd Meerburg, vermoedelijk dagteekenend uit 1850, toen de droogmakerij krachtens besluiten van 1847 en 1850 tot stand kwam (teixeira blz. 672). In 1939 is de molen gestroomlijnd. Molen van den Zijdepolder onder Veur aan de Dobbewatering. Ronde steenen bovenkruier met scheprad, XIX. De polder is in 1632 gesticht (Archief Rijnland). | |
Leidschendam.Ga naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK is een achtzijdig gebouw, gelegen bij de Sluis (pl. CXLI, nos. 354 en 355). | |
[pagina 153]
| |
litteratuur: j.h. schorer, Het Koepelkerkje te Leidschedam in ‘Buiten’ 1918Ga naar margenoot+ blz. 620; dez. in zijn Natuur- en Kunstbeschouwingen I; ozinga blz. 88, met plattegrond. geschiedenis. In 1652 begon men met den bouw van de kerk, die op 2 NovemberGa naar margenoot+ 1654 werd ingewijd. De naam van den bouwmeester is niet overgeleverd. Op 9 Augustus 1691 brandde de kerk uit, waarna zij werd hersteld en op 9 December 1696 weer in gebruik werd genomen. In de rekeningen van deze herstelling of herbouw over 1693 wordt de naam van Jacob Roman genoemd, die van 1681-1689 stadsbouwmeester was geweest van Leiden, aan welke stad de heerlijkheid van Stompwijk, waaronder Leidschendam ressorteerde, in eigendom toebehoorde. In 1865 werd de koepelvormige bekapping met toplantaarn, welke bouwvallig was, gesloopt en vervangen door de huidige kegelvormige bedaking met frontons en klokketorentje. Het ingangsportaal werd in 1886 opgetrokken. De muren van het achtzijdige gebouw zijn van baksteen op een zandsteenenGa naar margenoot+ voet. Tegenover de ingangszijde is een gemetselde spiltrap uitgebouwd. Bij de vervanging van de oude bekapping in 1865 heeft men het muurwerk verhoogd. Oorspronkelijk lag de goot slechts een weinig boven de toppen van de vensters, waar thans nog duidelijk een scheiding is op te merken tusschen het 17de-eeuwsche en het 19de-eeuwsche metselwerk. Tegelijkertijd zal men de naar het Zuiden gelegen gevels hebben gepleisterd en archivolten van pleister hebben getrokken om de bogen van de vensters. Van den ouden toestand bestaan verschillende prenten, o.a. van Rademaker, in het Kabinet van Ned. Oudheden III t.o. blz. 85. De beste afbeelding schijnt ons de prent van La Fargue, midden XVII, waarvan de linkerhelft is afgebeeld op pl. CXLI, no. 355. Zie ook de gekleurde lithografie bij a.w. kroon, Teg. Staat van Zuid Holland (1854), blz. 35. Het inwendige vertoont, wat het gebouw zelf aangaat, niets opmerkelijks.
Tot den inventaris behooren:
Preekstoel van eikenhout, versierd met snijwerk (pl. CXL, no. 351). Op deGa naar margenoot+ paneelen de symbolen van Hoop, Standvastigheid, Geloof en Gerechtigheid, alsmede het Alziend Oog, XVIId. Doophek van eikenhout, versierd met lofwerk, XVIId. Heerenbank, waarvan de kap is voorzien van het wapen van Leiden en het achterschot een cartouche vertoont met in Romeinsche cijfers het jaartal 1697, geflankeerd door de wapens van de Leidsche burgemeesters Mr. Th. Schrevelius, Niclaes van Velde, Iacob Vromans en Justinus Hogenhouk (pl. CXL, no. 352). In het torentje hangt een klok van 94 cM. middellijn met putti- en bladfriezenGa naar margenoot+ en opschrift: Jubilate Deo omnis terra, Servite Domino in laetitia. Claudy Fremy me fecit Amstelodami Anno Domini 1685. | |
Stompwijk.DE ROOMSCH-KATHOLIEKE KERK van den H. Laurentius is een neogothischGa naar margenoot+ gebouw. Tot den inventaris van kerk en pastorie behooren: | |
[pagina 154]
| |
Ga naar margenoot+ Witmarmeren wijwaterbak met reliefvoorstelling van de Kruisiging, hoog 24 cM. Gemerkt: ‘AE. Schoenmaker F.’ XVIIb (pl. CXLIII, no. 358). Ga naar margenoot+ Voorts tien geschilderde portretten van pastoors, alle heupstukken, te weten: Martinus van der Velden (1603-1639, zie Bijdr. Bisd. Haarlem XXVI, 1901, blz. 147), omgeven door zes tafereelen van zijn martelaarschap met onderschriften. Paneel, 67 × 90. XVII. Martinus van der Velden (1603-1639, zie boven) naar rechts gewend, zittend aan een tafel met crucifix, doodshoofd en boeken. In de rechterhand een brevier. Doek, 89 × 78, in oorspronkelijke perenhouten lijst. Christianus Vermeulen (1611-1668, zie Bijdr. Bisd. Haarlem XXVII, 1903, blz. 126), naar links gewend, schrijvend aan een tafel, waarop een crucifix en een doodshoofd. Links onderaan een briefje betreffende de vervolgingen, die Vermeulen onderging. Doek, 87 × 67, in de manier van A. van Ravesteijn. Cornelis van Wijckerslooth, † 1679, naar links gewend, zittend aan een tafel, waarop een crucifix, doodshoofd en boeken. Doek, 88 × 78, in perenhouten lijst. Gemerkt aan de onderzijde: A Ravesteyn F Ano 1664. (pl. CXLII, no. 356.) Everardus Stael, † 1704, naar links gewend, zittend met de hand op een doodshoofd, waarachter een crucifix. Doek, 89 × 78, in zwarte lijst. Florentius Beaumont, † 1727, zittend en naar links gewend waar op een tafel een crucifix en een doodshoofd staan. Doek, 92 × 80, in zwarte lijst. Fridericus Joannes Jackops, zittend, naar links gewend. Doek, 93 × 81. Gemerkt op de achterzijde: H. Serin fecit 1741. L.F. Perquin (1720-1770, zie Haarl. Bijdr. 1939, blz. 151), zittend in leuningstoel, doek, 94 × 83, zonder lijst. Op de achterzijde gemerkt: A.J. Parquart pinxit 1763. Pastoor, waarschijnlijk Vincentius Neerincx, † 1784, zittend naar links gewend met brevier in de linker- en bonnet in de rechterhand. Doek, 94 × 82. Wilhelmus Somveen (1751-1802, zie Haarl. Bijdr. 1939, blz. 156), zittend naar rechts gewend. Doek, 95 × 82. Gem. links beneden: N. Rode pinxit 1782 (Niels Rode, 1743-1794). Ga naar margenoot+ Ciborie van gedreven en verguld zilver (pl. CXLIII, no. 357). De voet is versierd met reliefvoorstellingen van den gekruisigden Christus, de Voetwassching en het Laatste Avondmaal, de cuppa met reliefs van de H. Maagd, den H. Laurentius en den H. Sixtus. Hoog met deksel 50 cM. Merken weggesleten. Midden XVII. Kelk van gedreven en verguld zilver (pl. CXLIII, no. 359). Op den voet reliefs voorstellende Jezus, Maria en de H.H. Bonifacius en Willebrordus. De cuppa vertoont de H.H. Franciscus, Laurentius, Nicolaus en een vrouwelijke figuur. De stam met nodus is sterk hersteld en gedeeltelijk zelfs vernieuwd. Hoog 29 cM. Merken weggesleten. Midden XVII. Drie canonborden met lijsten van gedreven zilver, en alle drie op de hoeken versierd met de symbolen van de Evangelisten. De twee kleine borden vertoonen aan de bovenzijde onderscheidenlijk den Doop in de Jordaan | |
[pagina 155]
| |
(pl. CXLIII, no. 361), en den H. Johannes Evangelist, terwijl op het groote het Laatste Avondmaal is uitgebeeld. Dit laatste canonbord is 54 cM. hoog, de beide andere 49 cM. Merken: Utrecht (twee keer), jaarletter M., meesterteeken: een lelie. Vermoedelijk XVIIIb. Twee gedreven zilveren bloempotvoorzetsels, hoog 23 cM. Merken geheel als voren. Vier gedreven zilveren kandelaars (pl. CXLIII, no. 360), hoog 46 cM. Merken: Utrecht, de letters A en T. Omstreeks 1700. Vier gedreven zilveren kandelaars (pl. CXLIII, no. 362), hoog 87 cM. Merken: een schild met de dooreengestrengelde letters I en S, een V en...? Omstreeks 1800. | |
BoerderijenAan den weg naar Zoeterwoude enkele boerderijen die voor een groot deelGa naar margenoot+ nog uit de 17de eeuw dagteekenen, o.a. rechts no. 12 genaamd ‘Nooit Gedacht’, en no. 21, genaamd ‘Veelust’. | |
Veur.Aan den straatweg naar Voorburg een hardsteenen grenspaal met de wapensGa naar margenoot+ van Veur en Voorburg. Midden XVIII. Aan de Noordzijde van het dorp een zaagmolen, bovenkruier met stelling,Ga naar margenoot+ genaamd de Salamander, vermoedelijk XVIII. |
|