Hoe het kón! Alles lijkt gewoon. Je woont in een straat. Je hebt
vriendjes. Je gaat naar school. En plotseling gebeurt er iets onverwachts.
Alles wordt anders. Weg bij je vriendjes, weg uit je huis, weg van school.
‘Is het al zeker?’ vraagt Jan-Willem.
Madelief knikt.
‘Vind je het leuk?’ vraagt Roos.
Madelief geeft wéér een hele tijd geen antwoord. Ze prikt haar
stokje diep in het zand.
‘Nee,’ zegt ze zacht. ‘Ik vin d'r niks an.’
Ze hebben Madelief nog nooit zo verdrietig gezien. Ze kijkt de hele
tijd naar beneden, naar het zand.
‘En moet het dan tóch?’ Roosjes stem klinkt een beetje boos.
‘M'n moeder krijgt toch ander werk!’
‘Nou, ik zou het nooit doen hoor,’ zegt Jan-Willem stoer. ‘Ik zou
tegen m'n moeder zeggen: gaat u maar. Ik blijf hier.’
‘Ach, klets niet,’ zegt Roos kwaad.
Jan-Willem houdt geschrokken zijn mond.
‘Gebeurt het al gauw?’ vraagt Roos.
Madelief haalt haar schouders op. Ze weet het niet.
‘Ach joh,’ zegt Roos, ‘misschien gaat het niet door.’
Maar dat geloven ze geen van drieën.
‘Ik ga maar es naar huis,’ zegt Madelief.
Ze staat op en slentert weg.