‘Zonder zo'n bal kan je nooit leren voetballen,’ zegt de grote
jongen. ‘Je moet trainen.’
‘Ja maar,’ zegt Jan-Willem, ‘dat geld is niet van mij.’ Zijn stem
klinkt een beetje pieperig.
‘Hoezo?’ vraagt Madelief. ‘Jij bent toch de eerlijke vinder?’
Daar moet Jan-Willem over nadenken.
‘Als ik die bal koop, ben ik geen eerlijke vinder meer,’ zegt hij
dan.
‘O,’ zegt Madelief. Er komen rimpeltjes in haar voorhoofd, want nu
moet zíj nadenken. ‘Omdat je dan die bal hebt?’ vraagt ze.
Jan-Willem knikt.
‘Daar weet ik wel wat op,’ zegt Madelief. Ze kijkt blij. Ze pakt
de portemonnee uit Jan-Willems handen, neemt het geld eruit en geeft het aan de
grote jongen. Dan pakt ze de bal. ‘Zo, dat is voor mekaar,’ zegt ze. Ze huppelt
stuiterend met de bal weg.
De lege portemonnee heeft ze in Jan-Willems handen gedrukt.
‘Hé, wat is dat nou?’ roept Jan-Willem verbaasd.
Madelief vangt de bal in haar handen en draait zich om. ‘Nu heb ík
de bal en jíj bent de eerlijke vinder,’ zegt ze.
‘Niks hoor,’ schreeuwt Jan-Willem kwaad, ‘ík heb die bal
gekocht!’
‘Poeh,’ zegt Madelief, ‘het was jouw geld toch zeker niet,’ en ze
stuitert vrolijk verder.