Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– Auteursrechtvrij
[pagina 193]
| |
gekregen? En willen ze je nu ver weg zenden om te sterven zonder last van je te hebben? - 't Had hun nog minder gekost, indien ze eenvoudig eerlijk waren geweest en je 't beloofde geld gegeven hadden om te leven, in plaats van om te sterven! Vraag al wat ze je ontstolen hebben en al wat ze je beloofd hadden en ga daarmee naar Amerika. Je ‘sterft van verveling’ anders niet. Als je werken kon, zou je niet sterven, dat weten ze wel, maar ze willen 't niet erkennen, omdat ze voordeel hebben bij dom zijn. ‘Jij bent niet gemaakt om te suffen zoo als je gedaan hebt.’ Laat je familie mijn ‘Zusters’ eens aandachtig overlezen, en laat haar erkennen dat de schuld, welke ik daarin op de maatschappij werp, hier op haar geworpen moet worden. Frans en Herman zijn onderricht geworden voor 't geld waaraan jij je verwaarloozing te danken hebt; en Ver Loren is trotsch op de gezondheid van zijn kind, die hij aan jou te danken heeft, terwijl hij jou 't geld onthoudt dat jou het noodige verschaffen moet om gezond te blijven. Ik ken dat alles, het is echt nederlandsch! en zeer gewoon! Maar daarom behoef je nog niet bang te zijn dat je sterven zult, als je 't zelve niet wilt. Jij bent niet meer teringachtig dan ik. Je bent zenuwachtig en je bloed loopt verkeerd, dat is al. Kon je werken dan zou je niet ziek zijn en kan je weg komen dan zal je niet sterven. ‘Ik geloof dat er menig meisje sterft, dat gelukkig had kunnen leven, indien ze een werkkring had kunnen vinden in overeenstemming met haar individueele ontwikkeling; ik geloof dat er menige vrouw krankzinnig wordt omdat zij te veel ontwikkeld was om mee te gaan en te weinig om alleen te staan.’ Zie ‘Zusters’ in Judith. ‘Een aardig verhaaltje’, zeggen de menschen. Neen, een treurige waarheid, een zwakke copie van 't werkelijke leven, een scherpe satire, die door de ruwe werkelijkheid alleen overtroffen kan worden. Geloof me, jou geheele ziekte is niets anders dan: ‘Ik zie niets in de toekomst, ik heb niets in 't tegenwoordige, niets dat de moeite waard is om voor te blijven leven... daarom sterf ik.’ Maar zóó ver is 't met jou nog niet gekomen. Jij hebt je vriendin en je thuis in Amerika. Zie nu dat je je geld krijgt en ga daarmee naar je zaak terug, die je wat zult kunnen uitbreiden, en laat je niet overhalen om nu, met 't noodige lawaai ter eere van je lieve familie, naar 't Zuiden te gaan, met een vreemde tot verpleging. Je zoudt je in dat gure, kale zuiden, waar 't eerdaags te warm wordt, nog meer verlaten gevoelen dan hier en je zoudt er je geld in armoede verteren. In Amerika ben je vrij en zal je je weer gelukkig gevoelen, gelukkig genoeg om volkomen te genezen na een bloedspuwing, die je door ver- | |
[pagina 194]
| |
arming, verveling en verdriet gekregen hebt. Je hebt van den winter wel gezien dat je werken moet om gezond te zijn; jij hebt een te rijke natuur om als een schoothondje vertroeteld of als een kanarievogel in een kooi opgesloten te worden. Je moet beweging hebben, werk en lucht, uitspanning en variatie vooral. Zeg dit alles aan je dokter en neem hèm in den arm om te zorgen dat je weg komt; hij is maar een man en begrijpt je ziekte niet, als je hem die niet zelve begrijpelijk maakt. ‘Een bloedspuwing?...’ ‘Tering’ staat er dan in een boekje. ‘Verveling, kwaadheid of moedeloosheid’ moest er staan; maar dat behoort niet thuis in een hospitaal, want daar heeft de medicijnkast geen geneesmiddel voor. Neen, maar daar heeft 't leven geneesmiddelen voor, die heusch niet meer kosten dan dokter, apotheker en doodgraver! Leer je familie maar rekenen, dan zal ze nog eindigen met eerlijk te willen schijnen, uit économie alleen! Met dat al doet 't me diep leed dat 't zóó ver met je komen moest, nadat je zoo goed genezen en zóó sterk geworden was! Houd je toch warm (ik meen niet tegen een kachel zitten, maar flanel en wol dragen) jullie bent allemaal menschen om tot je ooren in de baai te zitten. Marie zoowel als jij, zij zal ook ondervinden wat 't zeggen wil op de tocht te zitten in een katoenen japonnetje! Jullie bent geen van beiden gebouwd als teringlijders, maar door verwaarloozing kan 't sterkste gebouw wel ineen storten. Soigneer je nu goed, doe weinig en laat veel, en vertrouw je dokter, niet alleen als geneesheer maar ook als mensch; vertel hem hoe je bestaat en in welke verhouding je tot je familie staat. Want als die man niets anders weet dan ‘een bloedspuwing’, zal hij je volgens alle regels van de kunst vermoorden, en nog jaren na je dood verbaasd zijn over 't sterven van zoo'n goed gebouwde, sterke vrouw aan de tering! Weet hij alles, dan kan hij zorgen dat je je geld nog bij je leven krijgt, om er mee naar Amerika te gaan, waar je een geheel nieuw leven beginnen kunt en gelukkig kunt zijn; want tering hèb je niet, maar kan je wel krijgen als je zwijgend blijft morren tegen je lot, zoo als je reeds jaren gedaan hebt, zonder 't te kunnen verbeteren of iets redelijks in de toekomst te zien. Laat ook dezen brief aan je familie lezen, schei toch uit met je eeuwige geheimzinnigheid, als iedereen alles weet sta je ten minste allen vierkant tegen elkander over, en beneem je je vijanden de mogelijkheid om later een excuus te vinden in: ‘Had ik dàt ook maar geweten!’ Als hadden komt, is hebben te laat. Voort moeten we in 't leven, elk mensch op zijn eigen weg. Wie stilstaat raakt onder den voet en wordt vertrapt, natuurlijk! Had ik je dit maar kunnen doen gelooven! Maar je hadt meer vertrouwen in ‘wachten’ en ‘hopen’! Twee ouderwetsche woorden, die altijd gevolgd worden door ‘te laat’ en zich dan heel bijbelsch oplossen in: | |
[pagina 195]
| |
‘Wat God doet, is welgedaan.’ Neen, God doet niets. Als jij aan de tering sterft, heeft niemand van jullie 't recht de schuld op God te gooien, die je (als hij iets gedaan heeft) met een krachtig lichaam en een gezond verstand heeft bedeeld, al wat de mensch van de natuur kan krijgen om hem in staat te stellen het leven te gebruiken en te genieten. - Wat je verder met dat leven doet, zal je eigen werk zijn of dat van je familie, daar heeft geen God iets mee te maken, en niemand van jullie heeft 't recht, na duizend verkeerdheden gedaan te hebben, in een zwart pak gestoken, in een hoek te gaan zitten huilen, en met een schijnheilige vroomheid te verklaren: ‘Ik wasch mijn handen in onschuld... Wij moeten berusten in Gods wil... want wat de Heer gedaan heeft is welgedaan. Amen.’ Ik haat dien godsdienst, een slavenhandelaar in 't groot, die de geheele menschheid ketent, en, uit eigenbelang alleen, haar den voet op den nek zet en met den neus in 't stof duwt om haar in vollen deemoed te doen zuchten: ‘Wat onze Heer doet is welgedaan. Amen.’ - Zorg jij voor je zelve, kind, en ontneem den Heer aan alle leden van je familie, die je verstooten in zijn naam, of mishandelen of bestelen, terwijl zij ‘hun handen wasschen in onschuld.’ Deze comedie heeft lang genoeg geduurd, zorg dat ze geen tragédie wordt. Eisch je geld en ga heen, en laat dan hun lieve Heer maar voor de rest zorgen wat hen betreft en zorg jij voor je zelve. Adieu, beterschap, houd je kalm en neem je vooral in acht. Laat me weten hoe 't je gaat en ontvang een zoen van
Mina.
P.S. Laat dezen brief aan je Dokter lezen en daarna aan je familie, dan behoef jij zelve niet veel te spreken. |
|