Mej. C.H., Valkenburg.
Harderwijk 18 Maart 1876.
.........................
Ik heb 't zoo akelig druk tegenwoordig, dat ik niemand in mijn plaats zou wenschen, want daar kwam geen ander zonder kleerenscheuren of ziek worden door. Van Deventer heeft dood-eenvoudig aan *** geschreven dat het den wensch van zijn lieve Jenny was om in Indië te blijven, en dat hij dus bleef. Papa doet niets als tobben over verhuizen. Hélène klaagt over haar familie, vraagt raad dien zijn niet opvolgt en schrijft brieven die elkander telkens tegenspreken. Elize haspelt met de Directie van het Nederlandsch tooneel, die haar engageeren wil om haar te gronde te richten. En ik zit te midden van dat alles te schrijven wat ik kan om te redden wat er nog te redden is, uit dien chaos van intrigues! Enfin, mondeling meer, ik kom twee dagen praten, anders niet.
.........................
Mina.