Mej. Gerritsen, Leiden.
Brussel, 23 Febr. '76.
Beste Hélène!
Wil je 't briefje dat ik je gezonden heb (van Stumpff) s.v.p. gauw aan je familie laten lezen, in hun eigen handen geven, en 't mij dan terug zenden?
Mochten de heeren van de directie zich ('t geen ik niet geloof) tot je wenden in Leiden, wees dan heel voorzichtig en doe niets vóór dat je mij geschreven hebt en vóór dat je antwoord van me hebt, want je staat alleen tegenover mijn vijanden, en die zijn aan meer tegenstand gewoon dan jou familie, die slaafs is tegen haar meerderen en arrogant tegen haar minderen. Ziehier de vragen welke ik Lize opgegeven heb te doen, vóór dat zij over geldzaken spreken zou.
.........................
(Zie pag. 168.)
.........................
Als er iemand bij je mocht komen om je te spreken (hetgeen wel gebeuren kon, om je te overrompelen, en je iets te laten zeggen dat je niet zeggen moest) geef dan belet en verzoek hem je te schrijven wat hij te zeggen heeft. Verbeeld je maar dat je allemaal VerLorens vóór hebt en dat je dus 't recht hebt zwart op wit te eischen al wat je beloofd wordt; ‘anders geldt 't niet’, zeggen de schelmen, en dáár zijn ze dan ook schelmen voor.
.........................
Onthoud nu goed al wat ik je hier opgegeven heb en ontzie niemand, maar wees altijd heel, heel lief en beleefd, zonder iemand te vertrouwen of te toonen dat je hem niet vertrouwt. Denk maar dat je in je familie bent, maar ga nu wat verstandiger met die nieuwe schelmen om dan je met de oude gedaan hebt; anders ga je weer onder, zooals je altijd onder gegaan bent en zooals je altijd onder zult blijven gaan door eigen toedoen.
.........................