Den Heer en Mev. E.
Brussel, 6 Augustus 1875.
Beste E!
Eindelijk is Hélène Gerritsen wat beter en heb ik een oogenblikje vrij om jullie een en ander te vertellen. Verbeeld je dat wij (Hélène, Lize en ik) hier ruim vijf weken kamerarrest hebben gehad, omdat ons Leentje zóó uitgeput van vermoeidheid was geweest dat zij, hier tot rust komende, in elkaar is gezakt, en, om te beginnen, eenige dagen zoowat schijndood is geweest. Zij had zich opgehouden zoo lang zij kon, maar de natuur was sterker dan de wil, en, na ruim drie jaar een leven vol vermoeienis en angst te hebben gehad, is zij eindelijk zoo zwaar ziek geworden, dat 't een wonder is dat zij nog leeft. Wij hebben een akeligen tijd gehad, en Lize en ik zijn doodaf van vermoeidheid; maar enfin, 't gaat beter nu, en binnen kort hoopt zij naar hare familie terug te kunnen keeren. Op zoo'n tragische finale, als deze ziekte, hadden wij ook niet gerekend, toen wij met ons drietjes naar Parijs vertrokken, om wat op ons verhaal te komen, na al onze winter-intrigues!
.........................
Mina.