Mej. Mina Krüseman.
Wiesbaden 1 Januari '75.
Lieve Mina! Je kunt nagaan dat we in spanning en ongerustheid zitten over je onwankelbaar zwijgen. Waar ben je toch, wat is er toch, wat doe je toch, en wat mankeert je toch? Eén brief kon weg geraakt zijn, maar daar we je herhaaldelijk schreven, kunnen we ons niet troosten met zoo'n veronderstelling. Ik peins me gek naar de oorzaak van je zwijgen. 't Laatst wat we van je vernamen, was uit de Courant, je lezing in Diligentia. Maar vóór die lezing reeds had ik 'n brief aan je gezonden (adres Mevr. K.) zoo als je hadt opgegeven. Daarna schreef Mimi twee keer.
Toe schrijf toch! Ben je verdrietig, wel, schrijf dàt dan. Ook ik heb verdriet, maar wat doet er dàt toe?
Wees heel hartelijk van ons gegroet.
Dek.
't Eenige wat ik gissen kan, is dat je verdriet hebt, en dit niet zeggen wilt. Wel, dan moest je juist schrijven, of beter nog, hier komen.