Mijn leven
(1877)–Mina Kruseman– AuteursrechtvrijDe tooneelschool te Amsterdam.Het moet den tegenstanders van het vak-onderwijs voor tooneelspelers, voor zooveel zij zich Vrijdag den 9en Maart in het lokaal Bellevue te Amsterdam bevonden om de door de leerlingen der 2 klasse van de tooneelschool af te leggen proeven bij te wonen, wonderlijk te moede zijn geweest. Werd er niet door die heeren op allerlei toon verzekerd, dat het Tooneelverbond zijn geld wel aan iets beters kon besteden dan aan dien ‘kunstmatigen tooneelspelersteelt’, die toch niets geven zou; dat de ware tooneelspeler geboren en niet gekweekt wordt.... en wat niet al meer? En nu traden daar een vijftal leerlingen van de school op, vier meisjes en één jongen, tusschen 15 en 18 jaren oud; en wat gaven zij ons te zien? Pensionnaires van Verdi en Dassie op de dramatische koord dansende, wonderkinderen of andere vroegrijpe broeikasplanten, Mevrouwtjes Kleine in duodecimo? Niets van dat alles. Hier stond de volle frissche natuur voor ons, in een vijftal aankomende tooneelisten van onmiskenbaren aanleg, maar wier aangeboren talent door ernstige studie van ‘het handwerk’ - uitspraak, voordracht, samenspel, enz. - in een degelijke richting werd geleid. En die jongelieden, die zich daar met gemak op de planken bewogen (al bleek het gemis aan gewoonte om voor een publiek | |
[pagina 3]
| |
te spreken ook daardoor, dat de stemmen nog te weinig ver droegen), wier spel van intelligentie en smaak getuigde en - waar vooral de volle nadruk op mag vallen - wier uitspraak bijna zonder uitzondering zuiver en hoogst beschaafd mocht heeten, het waren kinderen uit een stand die, wat ontwikkeling en beschaving aangaat, zeker tot de min bevoorrechten moet worden gerekend. Zulk een uitslag is ongetwijfeld hoogst verblijdend. Met opzet noemen wij de namen der leerlingen niet, noch treden wij in vergelijkingen of in een critiek van de verschillende jonge artisten. Dit blijve voor later bewaard, wanneer de leerlingen bij een eindexamen of openbare voordracht in de gelegendheid gesteld worden voor ruimer kring van hunne vorderingen te blijken. Het is ons voor heden genoeg een algemeenen indruk weer te geven en als onze overtuiging uit te spreken, dat de school met een kunstenaar als Rennefeld en een talentvolle vrouw als Mevr. Kleine, die een niet genoeg te waardeeren gaaf van onderwijzen toont te bezitten, slechts heeft voort te gaan op den weg, dien zij insloeg, om een zegen te worden voor het Nederlandsch tooneel. Stippen wij ten slotte nog aan dat de heeren J.C. de Vos en A. Ising - zooals het affiche vermeldde, jonge tooneelspelers die sinds September jl. aan de school vaklessen volgen - zich in des eerstgenoemden welgeslaagde dramatische schets Alles om moeder met talent van hun taak kweten. De overige voordrachten bestonden uit: twee reien uit Gijsbrecht, twee tooneelen uit Tartuuf (2e bedr. 3e en 4e tooneel) naar de vertaling van Van Zeggelen, Hoe een verstandige vrouw haar zin krijgt (uit de Veer's Trouringh) en een paar meerstemmige liederen.Ga naar voetnoot1
J.N.v.H. Maart 77. |
|